(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE

 

| 26-10-2014 | 14:00 uur |


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE

 

volkerak zoommeerDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. Op pagina 32 van dat stuk is een kostenoverzicht te vinden met onder andere de stand van zaken van de dekking van de in het kader van de verzilting en het terugbrengen van het beperkt getij te maken kosten. Alles opgeteld komt dat voor de Vokerak-Zoommeer plannen op 280 miljoen euro. Wat echter het meest op valt is de dekking. Waar zou het geld vandaan moeten komen? Gedekt is maar één onderdeel van de voorgenomen plannen. Het herstel van De Roode Vaart door Zevenbergen. De gemeente Moerdijk, de provincies Noord-Brabant en Zeeland, het waterschap Brabantse Delta en het Rijk hebben de benodigde 23 miljoen euro toegezegd. Uit toekomstige programmering/agendering moet ruim 66 miljoen euro komen. Voor totaal ruim 85 miljoen euro aan plannen moet nog bekeken worden of ze wel echt gewenst c.q. noodzakelijk zijn en hoe en door wie ze betaald zouden moeten. Ruim 105 miljoen zou uit gebiedsontwikkeling moeten komen. Uit het volgende citaat (pagina 61) maak ik op dat het Rijk vast van plan is, als het op geld aan komt, niet thuis te geven: “Gezien de relatief hoge kosten om de waterkwaliteitsproblemen op de Grevelingen op te lossen en de momenteel verminderde urgentie om de waterkwaliteitsproblemen van het Volkerak-Zoommeer aan te pakken, ligt investeren in het geschetste ontwikkelperspectief om de waterkwaliteit van beide wateren structureel te verbeteren op dit moment voor het Rijk niet voor de hand. Regionale partijen hebben die ambitie echter wel en zien daarvoor ook, in samenwerking met het Rijk en marktpartijen, de financiële mogelijkheden.”.

De ‘slimmeriken’ uit onze regio (bestuurlijke vertegenwoordigers van de zeven gemeenten rond de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer) hebben via het visie document “Verbonden Toekomst” uit november 2013 hun ambities voor het gebied getoond. Het antwoord van het Rijk is helder: het zijn jullie ambities, dus ze zijn voor jullie kosten.

Voor de BSD-fractie is het nu zaak de gemeentelijke benen op de grond te houden en/of te krijgen. Dromen over gebiedsontwikkelingen moet kunnen, maar ze moeten wel getuigen van enig financieel realisme. Denken dat er ruim honderd miljoen euro verdiend kan worden met de ontwikkeling van vakantiewoningen en jachthavens in onze regio lijkt de BSD-fractie dromerij en eerdere dromerijen van raadsmeerderheden hebben ons de nachtmerrie van de Bergse Haven bezorgd. Kijkend naar de elementen voor Bergen op Zoom van de gebiedsontwikkelingsvisie Verbonden Toekomst slaat de schrik de BSD-fractie om het hart. Een jachthaven in de Binnenschelde? Vakantiewoningen op de strook land tussen de Plaatvliet en de Binnenschelde? Drijvende woningen op/aan/nabij de Prinsesseplaat? Vakantiewoningen in de Auvergnepolder? Dit zijn de plannen gepresenteerd op kaartbeelden in Verbonden Toekomst en in de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Denkt het college en/of een raadsmeerderheid nu echt dat daar tientallen miljoenen te verdienen zijn om het Volkerak-Zoommeer te verzilten en het getij daar terug te brengen? Buiten de financiën is het goed te bedenken, voor je voor veel geld plannen gaat maken, of deze ontwikkelingen wel passend zijn voor de bestaande natuurkwaliteiten zoals bijvoorbeeld die rond de Prinsesseplaat. De BSD-fractie voorziet veel risico’s en stagnatie. Want als je blijft dromen over zout, mist je vermoedelijk de echt zoete kansen van zoet.

 

Louis van der Kallen  

 


 

VRAGEN OECD STUDIE – 0049

 


 

Bergen op Zoom, 1 juni 2014

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft: Vragen OECD studie, kenmerk 0049

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Recent is verschenen de OECD studie “Water Governance in the Netherlands, Fit for the future.  In deze brief zal steeds naar aanleiding van een aantal citaten uit dat rapport een aantal vragen/overwegingen door de fractie Ons Water/Waterbreed onder uw aandacht gebracht worden.

Bewustwording

Pagina 68
Raising awareness about flood risks seeks to influence behavior in various ways and can take a number of forms. The focus on emergency preparedness in the multi-layer safety approach can make an important contribution, as emergency simulations both raise awareness and identify potential gaps for improvement.”

Pagina 69
“In general, the property market does not currently reflect flood risks (e.g. via differentiated property prices reflecting various levels of exposure to flood risk), nor are property owners or renters systematically informed about flood risk in the course of property transactions, as is common practice in some other OECD countries. In addition to current efforts to raise awareness (e.g. information provision and awareness-raising campaigns) of flood risk, the government could put in place policy instruments that systematically inform citizens about the flood risk they face and thereby influence their decisions related to exposure and vulnerability.”

Pagina 129
“The private sector can also contribute to better water governance if it is aware of where its responsibilities begin and end. New governance approaches should aim to increase citizens awareness about water management and empower to carry out their responsibilities in this field.”

Pagina 150
A mechanism to provide for informed public debate about the acceptable level of flood risk could be established. It could serve multiple purposes, including raising public awareness of flood risk, solidifying the willingness to pay for current and future flood protection to achieve high levels of safety in recognition of the associated costs, and reinforcing the social contract to commit to a safe Netherlands today and in the future that can secure steady financial flows for flood protection.”

Bovenstaande citaten laten zien dat volgens de opstellers van het rapport het bewustzijn van de risico’s van overstromingen bij inwoners van ons land te gering is.

Het rapport beveelt nadrukkelijk aan onze inwoners meer bewust te maken van de risico’s van overstroming. Het bevreemdt ons dan ook dat de titel van het waterschapsnieuws (uitgave mei 2014) was: “We voelen ons veilig in Nederland, dat kunnen we samen zo houden”.

Een dergelijke titel past naar de opvatting van de fractie Ons Water/Waterbreed niet in een aanpak gericht op verhoging van het bewust zijn van onze ingezetenen ten aanzien van de risico’s van overstromingen. Wat zijn de plannen van uw DB om dat bewustzijn te verbeteren?

Bescherming wateroverlast/Ruimtelijke Ordening

Pagina 21
“As a consequence, ongoing spatial development, at times in highly unfavourable locations from a water management perspective, increases exposure to flood risk, leading to the escalation of costs of water management, today and in the future.”

Pagina 22
“As mentioned above, those who create liabilities (e.g. building in flood-prone areas or polluting freshwater) do not pay the costs associated with their actions (additional costs for protection against flood).”

Pagina 80
“Long-term scenarios for protection from sea level rise. Some experts have already questioned the economic sustainability of the prevailing policies if sea levels rise above a certain threshold. The costs may become prohibitive and alternative options may be considered. Does it make sence to aggregate population and assets in the Randstad? Or could other, less vulnerable locations be considered for some people and/or activities?”

Pagina 109
“Regional water authorities have no competence to stop harmful developments or to encourage municipalities to take adequate measures to safeguard water interests. The responsibility for financing measures aimed at reducing water nuisance and flooding in such cases is also unclear.”

Pagina 112
“Problems still arise with integrated project procedures, especially in cases where spatial planning an water goals clash.”

Pagina 113
“Integrated projects can be hindered by the mismatch between long-term safety goals, short-term economic profits, and development and land-use goals.”

Pagina 152
“Currently, there is an absence of incentives to change the trend of increasing exposure to flood risk. The trend of increasing exposure to flood risk is driven by on going spatial development, at times in highly unfavourable locations, from a water management perspective. This leads to the escalation of costs, today and in the future.”

Pagina 153
“The distribution of the costs and benefits of spatial development perpetuates the ‘snowball’ effect, driving up the long-term cost of water management. Once spatial development has taken place, path dependency restricts the available risk management options, as alternatives to risk prevention become increasingly less feasible, either economically or politically.”

Pagina 155
“decisions about spatial development have direct consequences for water and flood management and the associated cost. At present, residential and commercial development continue to expand their claims to public space in low-lying areas. These spatial developments are among the key cost drivers for water management, locking in futere financial liabilities.”

Pagina 163
“As an instrument to assess the impact on water management of spatial development, the Water Assessment could be strengthened and made more effective in influencing spatial development decisions.

Bovenstaande citaten laten zien dat volgens de opstellers van het rapport de invloed van de waterschappen bij de ruimtelijke planvoorbereiding en ruimtelijke beslissingen volstrekt onvoldoende is c.q. onvoldoende geborgd is in bevoegdheden om tot goede integrale ruimtelijke beslissingen te komen. De waterbelangen worden bij tal van ruimtelijke beslissingen en plannen, naar de opvatting van de opstellers van het rapport, onvoldoende tot hun recht gebracht.

De fractie van Ons Water/Waterbreed herkent zich in hoge mate in deze waarneming, door onafhankelijke buitenlandse deskundigen. Wat is uw DB van plan, eventueel in Unie verband, om deze zienswijze op de landelijke politieke agenda te krijgen?

Verantwoording/financiering

Pagina 24
“Provide and oversee a harmonised accounting of expenditure for water management across water management functions in order to improve transparency in tracking water management expenditures and cost recovery. An independent review, commissioned by and reporting to ministers, could help shed light on relative and absolute effeciency, accountability and oversight for the full breadth of water services.”

Pagina 43
“Performance targets could be defined and monitored by a third party to make sure opportunities in both areas (afvalwater verzamelen en zuiveren) are fully exploited.”

Pagina 109
“Regional water authorities have no competence to stop harmful developments or to encourage municipalities to take adequate measures to safeguard water interests. The responsibility for financing measures aimed at reducing water nuisance and flooding in such cases is also unclear.”

Pagina 113
“Thus far, the management of trade-offs between water, spatial planning, coastal defence, urban development, nature conservation, tourism and recreation has been largely relying on a project-based approach.”

Pagina 113
Planning systems should also incorporate information about water costs and risks inherent to different proposals and projects. Specifically, parts of the costs imposed by land-use decisions should accrue to the decision-making agency as well as to the land users.”

Pagina 155
“decisions about spatial development have direct consequences for water and flood management and the associated cost. At present, residential and commercial development continue to expand their claims to public space in low-lying areas. These spatial developments are among the key cost drivers for water management, locking in futere financial liabilities.”

Pagina 155
“The distribution of the costs and benefits of spatial development perpetuates the ‘snowball’ effect. For example, spatial developments may bring significant added value for a specific municipality or region, but may drive up the costs of flood protection for the Netherlands as a whole. Municipalities and provinces reap the benefits of spatial developments, while the regional water authorities and the central government bear the costs.”

“It illustrates the significance of spatial planning decisions for water management, and their impact on the long-term financial sustainability of the system.”

Pagina’s 162/163
“In general, short-term profits from spatial development tend to prevail over long-term water management objectives. This can result in both increased cost of water and flood management, but also increased expected damages in the case of a flood event. There is a need to align incentives, so that those who benefit from spatial development also pay the associated costs.” 

Pagina 234
“the beneficiaries of spatial development typically do not pay the full cost associated with mitigation measures for water management”

Bovenstaande citaten laten zien dat volgens de opstellers van het rapport de kosten van het totale waterbeheer onvoldoende transparant inzichtelijk zijn en dat harmonisatie van de verslaglegging hierbij behulpzaam kan zijn.  

Tevens is op basis van deze citaten te stellen dat de waterschappen vaak geconfronteerd worden met kosten die feitelijk door de besluiten van andere overheden veroorzaakt worden en dat deze kosten geen rol spelen bij de besluitvorming binnen deze overheden. Hierbij is het soms zo dat elders geld wordt verdiend, terwijl de kosten op het bordje komen van het waterschap. Op welke wijze is uw DB, eventueel in Unie verband, van plan om de kosten van het waterbeheer meer inzichtelijk te maken zodat deze op zijn minst worden betrokken bij de besluitvorming over ruimtelijke plannen en zo mogelijk de extra kosten worden gedragen door degene die baat hebben bij die ruimtelijke plannen.   

Zoet water

Pagina 57
“In the past, water supplies have been abundant and the abstraction regimes used in the Netherlands have focused on ensuring flood safety an protecting water quality. However, there is a growing risk of shortage due to a lack of water and increasing salinity as sea water intrudes into the delta and saline groundwater rises.”

“According to Jeuken et al. (2012), estimates of economic loss to the Dutch agricultural sector may reach EUR 700 million in a ‘dry year’ (frequency of 1/10 years) and EUR 1800 in an ‘extreme dry year'(frequency of 1/100 years)”

Pagina 126
“Water safety measures for the implementation of the Delta Programma tend to take the bigger share of financial resources at hand, leaving projects related to securing freshwater supply under-funded or on hold.”

Pagina 170
“While simple in its structure, adoption of water-sharing arrangements in the Netherlands would require some significant administrative changes. The timeliness of the current Delta Programme means that there is an opportunity to introduce water-sharing regimes gradually.”

Pagina 187
“In fact, since 2006, the quality of the Volkerak-Zoommeer has unexpectedly improved due to the introduction of the quagga mussel that filters the water and removes algae. Whether the improvement of water quality is structural or just temporary is highly uncertain (MER, 2012). In addition, a lack of consensus regarding who should pay for the measures for the Volkerak-Zoommeer has also contributed to the persistent delays in the decision making.” 

In bovenstaande citaten wordt aandacht gevraagd voor de wijze waarop bij zoetwatertekorten de prioriteiten worden gesteld. Er wordt gepleit voor de invoering van een systeem van zoetwater toewijzing, waarbij meer rekening wordt gehouden met de economische/financiële belangen en risico’s bij zoetwatertekorten.

Deelt uw DB deze zienswijze van de onafhankelijke rapporteurs en op welke wijze is uw DB, eventueel in Unie verband, van plan deze opvatting onder de aandacht te brengen van de landelijke beleidsmakers? 

Tot slot wil de fractie van Ons Water/Waterbreed uw DB nadrukkelijk wijzen op het  vermelde citaat op pagina 187.  Wij verzoeken uw DB het vermelde feit, dat de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer sinds 2006 is verbeterd, nadrukkelijk onder de aandacht te brengen van de beslissers inzake de mogelijke verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Hier kan een gegronde reden zijn om terughoudend te zijn met de verzilting. Als het Volkerak-Zoommeer verzilt wordt gaat een enorme zoetwater capaciteit verloren en dat met een toekomst in beeld van oplopende zoetwatertekorten. 

In afwachting van uw beantwoording,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


VERZILTING VOLKERAK-ZOOMMEER NIET MEER NODIG

| 11-01-2012 | 08:30 uur |


VERZILTING VOLKERAK-ZOOMMEER NIET MEER NODIG
Door: adviesgroepbormenhuijgens.nl   

Toename van voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming veroorzaakten tezamen in het Volkerak-Zoommeer overlast van blauwalgen. Op basis van een planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer werd een symptoombestrijding voorgesteld, die waarschijnlijk de blauwalgen doet verdwijnen: het inlaten van zout water en een beperkt getijde. Een voorstel met veel haken en ogen. Het behoud van een zoet Volkerak-Zoommeer geeft daarentegen vele voordelen. Er komt geen getijde en het waterpeil blijft beheersbaar. Het peil kan worden aangepast aan de scheepvaart, aan de afwateringsbehoefte van het Waterschap Brabantse Delta en aan de vraag naar zoet water. De zoete variant, in combinatie met de bestrijding van beide oorzaken van blauwalgen, had altijd al de voorkeur, maar leek indertijd niet mogelijk. In de jaren na de planstudie zijn de kansen voor deze oplossing aanzienlijk toegenomen.

locatie VZM

Overzichtskaart uit Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta

Volkerak-Zoommeer als noodberging voor waterveiligheid

Door versnelde rivierafvoeren zijn er wereldwijd steeds vaker watersnoden in de delta´s. Nederland is een extreem lage delta en ligt zelfs grotendeels beneden de zeespiegel. De genomen maatregelen van Ruimte voor de Rivier zorgen hier nog eens voor een extra versnelde doorvoer van het rivierwater. Bij piekafvoeren krijgt de Zuidwestelijke Delta alles voor haar kiezen. Dit gebied is daar nog lang niet voor ingericht. Het water zal dan ook ophopen in Haringvliet en Biesbosch.

kaart Dongemond

In de startnotitie Waterberging Volkerak-Zoommeer zijn de mogelijkheden van waterberging in Grevelingen en Oosterschelde niet nader onderzocht. Toch is het aannemelijk dat beide aan de noodberging worden toegevoegd (aanbeveling 8 Deltacommissie). Bij een verzilt Volkerak-Zoommeer zou iedere noodberging van zoet water op zout water leiden tot een vernietiging van het aanwezige ecosysteem. Bij een zoet Volkerak-Zoommeer is dat niet het geval en kan het meer, als laatst in te zetten bekken, ook een kombergingsfunctie vervullen. De bergingscapaciteit is hierbij te vergroten door van tevoren het peil te verlagen met voorspuien.

Zoetwatervoorziening en verzilting
We beschermen ons land tegen stormvloed, de stijgende zeespiegel en piekafvoeren van de rivieren. Gelijktijdig proberen we genoeg zoet water vast te houden voor de zoetwatervoorziening en het tegengaan van verzilting. Tot nu toe ging de strijd hoofdzakelijk tegen overstromingen, maar een tekort aan zoet water kan zeker zo desastreus zijn.

verzilting brabant

Potentieel verziltingsgebied West/Brabant, BN/DeStem

Verzilting is niet alleen slecht voor de landbouw, het zout tast ook de funderingen van gebouwen en kunstwerken aan en zelfs brak water is al niet meer bruikbaar in de industrie. Op het industriegebied Moerdijk heeft men al een paar keer de inname van koel- en proceswater uit het Hollandsch Diep stil moeten leggen omdat het zoutgehalte te hoog was. Verzilting van het Volkerak-Zoommeer heeft verregaande consequenties voor de wijde omgeving wat betreft zoetwatervoorziening en bodemverzilting. In het advies “Zoet water Zuidwestelijke Delta” worden compenserende maatregelen voorgesteld om via een pijpleiding onder het Schelde-Rijnkanaal zoet water vanuit West-Brabant naar Tholen te transporteren, om extra zoet water vanuit het Hollandsch Diep in de Roode Vaart te pompen en vanuit de Bergse Maas in het Wilhelminakanaal. Dat deze alternatieve zoetwatervoorzieningen hoge en blijvende kosten met zich meebrengen laat zich raden. Verder worden de sluizen van de Steenbergsche Vliet en de Dintel permanent gesloten om zoutindringing tegen te gaan. Gezien de beperkte schutcapaciteit dienen deze sluizen ook nog te worden vervangen. De aanleg van een inlaatsluis naast de Krammersluizen is nodig, evenals aanpassingen aan de Volkeraksluizen in verband met zoutindringing in het Haringvliet. Ook aanpassingen aan sluizen en inlaten is gewenst in verband met de dreigende verzilting van West-Brabant en het zoete milieu van het Markiezaatsmeer. De Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta uit 2010 (rapport Bulthuis) geeft aan dat na al deze compenserende maatregelen er bij lage zomerafvoeren toch nog tekorten aan zoet water zullen optreden en er alsnog behoefte komt aan ruimte voor extra voorraadvorming. Ook zijn de maatregelen onvoldoende om in te spelen op een toekomstige groeiende regionale behoefte aan zoet water.

volkerakzoommeer

Aanpassingen als gevolg van de verzilting Volkerak-Zoommeer in kaart, BN/DeStem

Zoet water is niet alleen nodig voor drinkwatervoorziening in de regio, maar ook voor hoogwaardige landbouw, glastuinbouw, industrie en natuur. Daarnaast behoort het zoute zeewater tegen te worden gehouden om externe verzilting te voorkomen. Met de huidige rivierafvoeren kunnen we het zout nog net buiten de deur kunnen houden. De afgelopen jaren zijn er perioden van droogte geweest waarbij er zout water ver naar binnen kwam, met name via de Nieuwe Waterweg. Daar zijn beperkte maatregelen tegen genomen, maar ondanks dat gaat de verzilting steeds verder. Geen van de op 8 december 2011 bij de Seminar Beperking Zoutindringing gepresenteerde opties voor beperking verzilting Rijnmond blijkt succesvol. Er werd door de onderzoekers nog wel gesuggereerd dat met een bellenscherm wellicht wat tijd gewonnen zou kunnen worden, voordat er een structurele en duurzame oplossing komt. De werking van een bellenscherm lijkt hier echter niet aannemelijk door het aanwezige getijde. Alleen een duurzame oplossing, zoals zeesluizen, lost het verziltingprobleem op en garandeert voldoende zoet water voor de gestelde landelijke wateropgaven, inclusief het gezond maken van de deltawateren. Het rapport Bulthuis geeft aan dat de veiligheid van de Nieuwe Waterweg niet is gewaarborgd. In het kader van veiligheid en zoetwatervoorziening zijn sluizen de enige oplossing. Via de Nieuwe Waterweg gaat momenteel 1500m³ zoet water per seconde verloren. Wanneer dit water onder meer beschikbaar komt voor het doorstromen van de Zuidwestelijke Delta dan liggen de kaarten heel anders geschud.

Extra investeringen nodig bij verzilting
Voor het inlaten van zout in het Volkerak-Zoommeer zijn forse investeringen nodig. In het geval van verzilting zijn aanpassingen aan dijken en kunstwerken noodzakelijk. Het blijkt dat de dijken van het Volkerak-Zoommeer dan aan een enorme kostbare opknapbeurt toe zijn. Verder dient er gezocht te worden naar mogelijkheden tot het verleggen van inlaatpunten voor waterinname en naar alternatieve zoetwatervoorzieningen. Hoe ingewikkelder of kunstmatiger de zoetwatervoorziening en de waterhuishouding gaan worden, des te duurder en minder duurzaam ze doorgaans zijn. Aan zowel het verzilten en het tegengaan van overlast door zoutlek als aan het realiseren van een gewijzigde zoetwatervoorziening, hangt een kostenplaatje. Verder dient er een beeld te komen van de blijvende kosten die dit alles met zich meebrengt.Methoden dienen nader uitgewerkt te worden om belasting van Hollandsch Diep, Dintel en Steenbergse Vliet, met zout water uit een verzilt Volkerak-Zoommeer zo veel mogelijk te beperken; De kosten van de verzilting worden voorlopig geschat op een kwart miljard euro. De vraag of het sop de kool waard is, wordt steeds vaker gesteld.

Waterkwaliteit
De oorzaken van het blauwalgenprobleem zijn de toegenomen voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming. De afgelopen 40 jaar, de periode dat er sprake is van een Volkerak-Zoommeer, is de waterkwaliteit in Nederland vrijwel overal verbeterd en dat geldt ongetwijfeld ook voor Mark en Dintel en de Steenbergsche Vliet. Tijdens de warme zomer van 2009 was er nog maar drie weken sprake van overlast van blauwalgen. Onderstaande grafiek geeft aan dat het chlorofylgehalte in het Volkerak-Zoommeer de laatste jaren flink is afgenomen, omdat de landbouw veel minder kunstmest is gaan gebruiken wat leidde tot verminderde toevoer van fosfaat.

grafiek chlorofyl

Overzicht vanaf 1987 van het chlorofylgehalte in het water van het Volkerak-Zoommeer. Bij hoge temperatuur vormt dit de voedingsbodem voor blauwalgen. Na 2002 is duidelijk een afname waarneembaar

De basis van verzilting als middel tegen blauwalgen, stoelt nog altijd op de verkenning uit 2002 en 2003 en gaat uit van een ongewijzigd zoetwateraanbod. Er blijven bij de zilte variant onzekerheden over de wijze waarop de gevolgen van een eventueel resterende zoutbelasting op de omliggende wateren zijn weg te nemen, over de optimale getijdendynamiek voor een gezond watersysteem, rekening houdend met de gebruiksfuncties (zoals scheepvaart, afwatering) en over haalbare alternatieven voor de zoetwatervoorziening voor de landbouw . Een oplossing langs de geijkte weg ligt intussen meer voor de hand. Waterkwaliteitsverbetering door afname van de aanvoer van fosfaat en nitraat én doorstroming met zoet water, nemen de oorzaak weg en zijn beduidend goedkoper.

Vergelijking zilte en zoete variant Volkerak-Zoommeer

 Zilte variant Volkerak-Zoommeer Zoete variant Volkerak-Zoommeer
Totale milieuwisseling bij realisatieGéén milieuwisseling, doorspoelen met zoet water blijft mogelijk
                                                       Aanleg alternatieve zoetwatervoorziening Aanpassingen aan gemalen, duikers en watergangen. Nieuwe leidingen en pompstationsZoetwatervoorziening regio ongewijzigd
                                             Aanpassingen Volkeraksluizen i.v.m. zoutindringing HaringvlietGeen aanpassingen Volkeraksluizen
                                          Verziltinggevaar regio neemt toeGeen toename verzilting regio
                                                    Beperkte getijden in dode hoeken: cumulatieve opslibbingGeen getijden maar zoete doorstroming Peilbeheer blijft mogelijk
Sluizen West-Brabant vervangen en deze gesloten houdenNieuwe sluizen West-Brabant overbodig, sluisdeuren meestal open
                                                           VZM wordt als eerste noodberging ingezet voordat het merendeel van de deltawateren als berging fungeertFunctie als komberging op kritieke momenten als laatste nog inzetbaar  Voorspuien hierbij mogelijk
                                                              Bij elke berging zoet op zout geeft milieuwisseling met ecologische rampGéén milieuwisseling bij berging, mag ook bij minder urgentie gebruikt worden
                                                  Aantasting zoet MarkiezaatsmeerBehoud zoet Markiezaatsmeer
                                                         Harde scheiding zoet-zout bij Volkeraksluizen blokkeert estuariene dynamiekGeen harde scheiding zoet-zout Estuariene dynamiek via herinrichting Zuidwestelijke Delta blijft mogelijk

Toekomst Volkerak-Zoommeer in nationaal kader
Zolang de samenhang met een centrale nationale regie nog ontbreekt, is het verstandig om geen overhaaste beslissingen te nemen. De onomkeerbaarheid van de verzilting van een van de grootste zoetwaterbuffers van Nederland en de inrichting van de Zuidwestelijke Delta als onderdeel van het komend integraal landelijk waterbeheer vragen om zorgvuldig afgewogen besluiten. Elke planvorming dient geanalyseerd te worden op de doelen van het Nationaal Waterplan, waaronder waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek. Hieraan levert de verzilting VZM geen bijdrage. De voorgestelde verzilting veroorzaakt massale sterfte en vervolgens staat het zoute water diverse inrichtingsmogelijkheden voor de delta in de weg. Het Volkerak-Zoommeer zal op zijn vroegst in 2016 verzilt zijn. Nog vóór de voltooiing van de verzilting, geeft de herziene zoetwaterverdeling in Nederland aan of deze ingreep wel nodig is. Bij voorbarige doorgang van de verzilting heeft de milieuwisseling er haar overlast al veroorzaakt en kunnen gedane investeringen onnodig blijken. De Stuurgroep ZWD dringt er momenteel bij staatsecretaris Atsma op aan om op korte termijn een integraal besluit te nemen over de toekomst van het Volkerak-Zoommeer en het Grevelingenmeer. Het ontbreken van de kennis of een dergelijk besluit voor de lange termijn effectief is, maakt een definitief besluit in 2012 veel te riskant. Het ligt voor de hand dat straks het Deltaprogramma andere prioriteiten stelt en daarmee deze verzilting totaal overbodig maakt.

(integraal waterbeheer januari 2012)


HARTINFARCT TREFT BRABANTSE BIESBOSCH


HARTINFARCT TREFT BRABANTSE BIESBOSCH

Door: W. Borm, C. Huijgens, C. de Witte en M. Boelaars

Als de uitvoering van het project Zuiderklip fase 1 nog tijdig werd stopgezet, was een infarct van het hart van de Brabantse Biesbosch te voorkomen en kreeg het gebied de kans om zich als natuurkern te ontwikkelen. Het Nationaal Park de Biesbosch behoort immers een kerngebied te zijn in de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland. De projectleiding liet echter op 5 november 2008, ondanks het nog gaande overleg met de gemeente Drimmelen en de betrokken natuurvereniging over de inzet van drempels, de dijken doorsteken en sloot hiermee de discussie. Het project Zuiderklip, verworpen door een uitspraak van de Raad van State, wordt hierdoor afgerond in een fase dat het verplichte MER nog in voorbereiding is.

Nationaal Park De Biesbosch vanaf de oprichting uit de koers
In 1970 werd het Haringvliet gesloten en het getijdenmilieu verdween voorgoed uit de Dordtse- en Brabantse Biesbosch. Beide gebieden kregen een ander karakter en nieuwe ontwikkelingen vingen aan. De bodems van de ineens veel te ruime deltawateren werden bedekt met een dikke laag vervuild slib. Het sterk verontreinigd sediment zorgt in combinatie met de geringe waterkwaliteit en het onregelmatige riviergedrag voor een bedenkelijk milieu in de geulen van de Biesbosch. Desondanks werd de Biesbosch in 1985 een Nationaal Park in oprichting. Dit met het overheidsadvies om te streven naar een landschap met plassen, moerassen, venen en rijke moeraswouden, met verlanding en bosvorming als natuurlijke processen.

Vijf jaar later legde het Overlegorgaan van het Nationaal Park dit advies naast zich neer en besloot om het verdwenen getijdenmilieu als streefdoel te kiezen. De voorwaarde om uit te gaan van het bestaande rivierwaterbeheer werd hiermee gepasseerd. Staatssecretaris Gabor tekende een convenant, waarmee de Biesbosch op oneigenlijke gronden een Nationaal Park werd. Want de ijdele hoop op terugkeer van het getijde bepaalt op papier de koers voor het Nationaal Park, terwijl het gebied zich al 38 jaar geheel anders ontwikkelt.

zuiderklip

Ligging Zuiderklip in Brabantse Biesbosch

Nooddoorvoer van Rijnwater
In de jaren negentig werden we bewust van de dreiging van het rivierwater. Om bij rivierwatersnood het Rijnwater snel te kunnen afvoeren wilde Rijkswaterstaat een groene rivier aanleggen vanaf de Waal door het land van Heusden en Altena met een doorvoer via de Biesbosch naar het Hollandsch Diep. Maar de bodems van de geulen in de Biesbosch bleken te zwaar verontreinigd om ze hiervoor vrijblijvend te mogen uitdiepen. Een brede geul in zuidwestelijke richting door de niet vervuilde polders van de Zuiderklip werd de noodoplossing. Landsbelang gaat nu eenmaal voor natuur. Gelukkig kreeg Rijkswaterstaat een alternatief aangeboden, namelijk de polder de Noordwaard.
In tijden van nood mag er nu Rijnwater vanaf de Nieuwe Merwede over een grote breedte naar de Delta stromen. Zo werden de groene rivier en het doorstromingsproject Zuiderklip overbodig.

Subsidies bepalen de inrichting van de Zuiderklip
De projectleiding van de Zuiderklip dacht er niet aan om haar project te laten varen. De vrijwel onmogelijke doelstelling `getijdengebied´ werd weer opgepakt en met subsidies van LNV, RWS/Ruimte voor de Rivier, Deltanatuur en de EU kon alsnog een groots plan gerealiseerd worden. De omvang van de subsidies via Deltanatuur en de EU zijn evenredig met het aantal hectaren dat ontpolderd wordt. Voor een bijdrage in het kader van Ruimte voor de Rivier dient er rivierwater door het gebied te kunnen stromen, desnoods via een forse omweg. Niet de behoefte of de noodzaak, maar de subsidievoorwaarden bepaalden vervolgens de inrichting van het ´herziene´ project Zuiderklip. Het project Zuiderklip fase 1 is inmiddels volop in uitvoering.

Doorvoercapaciteit Amer
Na Keizersveer is de doorvoercapaciteit van de Amer in de richting van Moerdijk uitstekend. Het is verbazend dat de projectleiding juist hier een kunstmatige omleiding bedacht voor een heel klein deel van het Maaswater. Dezelfde omweg werd tijdens eerdere planvorming, bij de Rijnwatervariant van de Zuiderklip, als overbodig beschouwd.
Zo´n permanent open verbinding is in strijd met gezond rivierwaterbeheer. Na de aanleg van de omleiding zoekt het water een nieuw evenwicht en gaat de geringe winst van het project spoedig verloren. De overbodige bypass laat immers zichzelf of de hoofdader spoedig verder dichtslibben. Een extra schepje op de slibbezinking na 1970 wordt het resultaat van het grootschalige project Zuiderklip.

Huidige stand van zaken
Het gebied de Zuiderklip had en heeft feitelijk nog altijd de bestemming “spaarbekken met aanliggend natuurgebied”. Deze bestemming is nooit verwezenlijkt. Een vierde spaarbekken bleek overbodig en de polders zijn voor landbouwdoeleinden gebruikt.

zuiderklip 2

Schematisch overzicht eerste fase Zuiderklip met de omleiding voor Maaswate

De gemeenteraad van Drimmelen heeft vijf jaar geleden de bestemmingswijziging “natuur en waterstaatkundige doeleinden” voor het gebied verworpen, omdat ze toen het hele project Zuiderklip niet zag zitten. Nadien is in overleg en met toestemming van de Provincie de bestemmingswijziging alsnog herzien in “natuur met waterstaatkundige doeleinden”. Inmiddels heeft de Raad van State in haar uitspraak van 7 mei 2008 aan het bovengenoemd bestemmingsplan “De Zuiderklip” fase 1 goedkeuring onthouden.

In deze uitspraak is bepaald dat er een nieuw bestemmingsplan dient te worden opgesteld op basis van een uitgebreid onderzoek door middel van een milieueffectrapport (MER). Dit met de bedoeling om alle gevolgen voor natuur- en milieu, waaronder die van de doorstroming van vervuild Maaswater, in kaart te brengen. Daarna dient een keuze gemaakt te worden op basis van de minst nadelige gevolgen. Ook blijkt de habitattoets, een toets die let op de gevolgen voor de kwaliteit van de leefwereld, niet op de juiste wijze te zijn uitgevoerd. Opvallend is dat de DLG op grond van het vrijstellingsbesluit artikel 19 tot nu toe gekozen heeft voor verdere uitvoering en afronding van fase 1 van het project Zuiderklip op basis van een ´verworpen´ bestemmingsplan. Aan de andere kant heeft de DLG bij de gemeente Drimmelen het verzoek tot bestemmingswijziging van de Moordplaat voor fase 2 ingetrokken op basis van de kritische uitspraak van de Raad van State. Samengevat wordt fase 1 uitgevoerd op louter formele gronden en niet op basis van de vereiste kwaliteit, terwijl voor fase 2 van hetzelfde project een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid dat hieraan wel gaat voldoen. Aangezien er nu met het vrijstellingsbesluit wordt vooruitgelopen op een niet meer bestaand bestemmingsplan, is er een illegale situatie ontstaan en dat is in strijd met de wet. Het bevoegde gezag, in dit geval het College van B&W van de gemeente Drimmelen, is verzocht om handhavend op te treden tegen de Dienst Landelijk Gebied en het werk met onmiddellijke ingang stil te leggen. Dit om verdere milieuschade te voorkomen. Uit vrees voor schadeclaims van DLG heeft de gemeente dit niet aangedurfd.

Geen spijt?
Er is bij de Turfzakken inmiddels een grote opening in de dijk gemaakt. Hiermee wordt een risico genomen, omdat de gevolgen achteraf mogelijk onomkeerbaar zijn.
De vraag dient zich dan ook onmiddellijk aan wie daar dan voor verantwoordelijk is. De tot nu toe schone polders de Turfzakken staan, door de gemaakte opening, nu al bloot aan het onstabiele riviermilieu. Het inlaten van gebiedsvreemd water geeft nadelige effecten en kan onherstelbare schade aanbrengen. De waterbodem wordt vervuild met sediment van slibklasse 2 en 3 en de waterhuishouding is onbeheersbaar. Broedgebieden verdwijnen en een getijdenmilieu blijft achterwege. Kapitaalsvernietiging en milieuschade vormen vrij zeker het resultaat. Mogelijk spijt achteraf. Daarmee raakt de overheid de goodwill kwijt wanneer zij voor komende projecten een beroep wil doen op derden. We kunnen ons weinig missers permitteren, want we hebben ook internationaal een naam hoog te houden op het gebied van water- en milieubeheer.

Biesbosch.09-02-08.12

Graafwerkzaamheden aan de Turfzakken Foto: C. Huijgens

Vogels
DLG maakte ondertussen een inventarisatie van de flora- en faunaontwikkelingen in de recent geopende polders Turfzakken. Dit rapport van 27 juni 2008 zou aantonen dat het doorsteken van de dijk voor de natuur een stap voorwaarts is. Dat veel vogels op een open, nat en veranderend gebied afkomen is algemeen bekend, maar dit zegt verder niets van de kwaliteit van water en bodem of van de stabiliteit op termijn. Voorbeelden te over in het deltagebied waar het achteraf mis ging.
Wie herinnert zich niet het drama van de geopende Mariapolder in de Sliedrechtse Biesbosch? Botulisme en vergiftiging richtten hier een ware slachting aan onder de vogels die massaal op de slikvlakten afkwamen. Inventarisaties in de Biesbosch van vogelwerkgroepen geven al tientallen jaren aan dat het binnendijks uitstekend gaat met zeldzame moerasvogels en dat in de gebieden onder invloed van de rivier voornamelijk algemene soorten voorkomen, die we in elk stadspark kunnen aantreffen. Wanneer Staatsbosbeheer haar eigen tellingen openbaar maakt zal dit nog duidelijker worden.

Onstabiel
De DLG had met het project een uitbreiding van een zoetwatergetijdengebied voor ogen, maar overal in het buitendijkse milieu van de Brabantse Biesbosch is sprake van onstabiele rivierdynamiek. Het is juist deze onstabiliteit die met de opening van polders aanzienlijk wordt uitgebreid. Het gebied van de Zuiderklip is het best te vergelijken met het recreatiegebied de Aakvlaai. Hier is de onstabiele rivierdynamiek overheersend en er is nauwelijks sprake van enig getijde. De slechte waterkwaliteit, de aanwezigheid van grote hoeveelheden waterpest en de waargenomen blauwalgen doen vermoeden dat er spoedig problemen zullen ontstaan voor de waterrecreant (bron: Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland). Voor de natuur is deze toestand nu al zorgelijk. Als men bij de Zuiderklip de gegraven dijkopening niet spoedig sluit, dan wacht het hart van het Nationaal Park hetzelfde lot.

Bestemmingswijziging Zuiderklip noodzakelijk
Dat de bestemming ´spaarbekken´ middels een bestemmingwijziging zal verdwijnen ligt voor de hand, maar het is nog niet duidelijk wat de nieuwe bestemming voor het gebied wordt. Aan een mogelijke bestemmingswijziging in “natuur en waterstaatkundige doeleinden” kan in de Zuiderklip goed gestalte worden gegeven. Er dient dan in de verplichte MER studie minstens een projectvariant gepresenteerd te worden, die een eventuele toets van de Raad van State kan doorstaan. Dat zou in onze ogen een variant kunnen zijn waarbij de polders gesloten blijven.

Hartinfarct voorkomen
Door middel van drempels en doorlaatmiddelen is een gesloten Zuiderklip inzetbaar te maken bij watersnood voor doorstroming of voor komberging van rivierwater.
Juist door deze verlagingen beschouwt Rijkswaterstaat dergelijke polders als buitendijks gebied, waardoor bij het project Zuiderklip de reeds geïnvesteerde subsidies alsnog te rechtvaardigen zijn. Het beheer van enkele naburige natuurpoldertjes in de Biesbosch toont al jarenlang aan dat bovengenoemde uitvoering succesvol is. Er is namelijk sprake van een beheersbaar watersysteem en de aanwezige kwel doet haar zuiverende werking.
De garanties voor duurzame natuurontwikkeling. Dit inrichtingsvoorstel is nogmaals door de gemeente Drimmelen en de plaatselijke natuur- en milieuvereniging aan DLG gedaan op 24 oktober 2008. Het Bestuurlijk Overleg van het project had hier vervolgens geen oren naar en liet op 5 november zonder enige ruchtbaarheid de dijken doorsteken en sloot hiermee de discussie. Acht jaar lang stond de dubieuze planvorming onder hevige kritiek, maar blijkbaar maken hier subsidies en ambtenaren het natuurbeleid, zonder zich veel aan te trekken van de gevolgen voor natuur en milieu. De Zuiderklip had het gezonde hart van het Nationaal Park kunnen worden.
Helaas.


GEMEENTERAAD VAN BERGEN OP ZOOM INZ. INTERPELLATIE SAMEN MET DHR. WITHAGEN – A020

 


 

Interpellatie

 

Water in de nieuwe verbrede zin

 

De gemeente Bergen op Zoom heeft in brede zin met het water te maken.

Eind 2006/begin 2007 is het grote onderzoek naar de kwaliteit van het water in het Krammer/Volkerak/Zoommeer klaargekomen en gepubliceerd. Als remedie voor de kwaliteit werd vanuit Rijkswaterstaat en de Universiteit van Amsterdam geadviseerd “bewegend verzilten”. Dit is ter kennis van de raad gebracht met de opmerking dat het college vierkant achter de optie “bewegend verzilten” staat. De raad heeft hierover nooit gedebatteerd of besloten en de gemeenteraad is tot op heden niet geïnformeerd over de reden van dit collegestandpunt.

1. Waarop is dit collegestandpunt “bewegend verzilten” van het Krammer/Volkerak/Zoommeer systeem gebaseerd?

2. Zijn alle voordelen/nadelen van een zout Krammer/Volkerak/Zoommeer in kaart gebracht?

3. Zo ja, kan de gemeenteraad daar kennis van nemen?

4. Wat zijn de risico’s van een zout Krammer/Volkerak/Zoommeer en daarvan afgeleid een eventueel zoute Binnenschelde?

5. Wat betekent bijvoorbeeld een toenemen van de bestaande zoute kwel in het zuidelijk deel van de Auvergnepolder voor het boeren daar of voor eventuele bedrijfsontwikkelingen daar, o.a. bijvoorbeeld op de kosten van het bouwen?

6. Is geanalyseerd wat de extra onderhoudskosten zijn, veroorzaakt door de meer zoute en dus meer corroderende neerslag en vochtige wind voor bouwwerken en chemische installaties?

7. Is vastgelegd welke zoutnorm er gehaald zal moeten worden?

8. Op welke wijze is gegarandeerd dat deze gehaald wordt en voldoende zal zijn om de huidige algenproblematiek op te lossen en tegelijkertijd in het blijvend nutriëntrijke water zout minnende algen- c.q. zeegrasproblematiek te voorkomen?

9. Wie is verantwoordelijk c.q. de drager van mogelijke schadeclaims als gevolg van de verzilting c.q. toenemende zoute kwel, bijvoorbeeld voor niet afdoende op een zoute kwel berekende funderingen of materiaalgebruik?

10. Op basis van welke specifiek op Bergen op Zoom gerichte adviezen is het college gekomen tot acceptatie c.q. omarming van de zoute variant?

11. Heeft het college acties ondernomen, en zo ja welke, om meer zoete varianten onderzocht te krijgen dan alleen de onderzochte doorspoelvariant?

12. Heeft het college gebruik gemaakt van de inspraakmogelijkheid op de aanvullende Startnotitie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer? Zo ja, is deze voor de gemeenteraad beschikbaar?

In de planologische kernbeslissing “Ruimte voor de rivier” heeft het Rijk o.a. bepaald dat in geval van wateroverlast in de rivieren het water wordt gebufferd in het Krammer/Volkerak/Zoommeer tot een hoogte van ca. plus 2 meter.

13. Het gemaal Hazen loost het overtollige water van o.a. de Augustapolder en Borgvliet via de Plaatvliet op het Schelde/Rijnkanaal. De vrije afschot is 40 cm. Bij een hoogte van meer dan 40 cm moet de Plaatvliet nu reeds gesloten worden. Hoe vaak is de afgelopen jaren de sluis van de Plaatvliet gesloten?

14. Hoe gaat het college dit toekomstig probleem oplossen?

15. De Zoom loost rechtstreeks op de binnenhaven zowel water uit het buitengebied als uit de binnenstad. Hoe gaat dit als de 2 meter-schijf op het buitenwater staat?

16. Van de sluisdeuren werken alleen nog de twee buitenste. Als deze 2 meter-schijf op het buitenwater komt, hoe beveiligen we onze binnenhaven?

17. Het gemaal De Palz houdt de Auvergnepolder (Halsteren/Lepelstraat) droog. Is de opvoerhoogte van het gemaal voldoende voor de extra 2 meter?

18. Zou een debat in de raad over de positie van de Auvergnepolder bij “Ruimte voor de rivier” niet noodzakelijk zijn?  Ook zouden dan de bewoners en gebruikers worden ingelicht.

In het Europese stroomgebiedverhaal, dat bepalingen gaat geven voor de kwaliteit en kwantiteit van het water, ligt Bergen op Zoom ten westen van de Zoom in het stroomgebied De Schelde. Daarmee is de gemeenteraad in een bijzonder dilemma geraakt. We krijgen informatie van het waterschap over het stroomgebied de Maas. We worden uitgenodigd voor voorlichtingsavonden, maar het gaat bij ons ook om het stroomgebied De Schelde.

19. Praten we dan rechtstreeks mee als gemeente? We zijn tenslotte de grootste gemeente in dat Nederlandse deel van het stroomgebied De Schelde.

20. Waarom is het Waterschap Brabantse Delta wel betrokken bij het overleg inzake het stroomgebied De Schelde en Bergen op Zoom niet?

De gemeente krijgt te maken met nieuwe watertaken.

In 2008 treedt de Wet gemeentelijke watertaken in werking. Deze regelt de verbrede rioolheffing waarmee gemeenten waterproblemen in gebouwd gebied moeten aanpakken. Op het bordje van de gemeenten ligt dan een combinatie van de zorg voor riolering, waterkwaliteit, grondwaterproblematiek en wateroverlast door hevige regenval en het bieden van ruimte aan water.

21. Er ligt deze vergadering een Gemeentelijk Rioleringsplan voor. Had deze nieuwe wet niet moeten worden meegenomen? Wat betekent een en ander voor Bergen op Zoom?

In 2009 treedt de nieuwe Waterwet in werking. Hierin worden alle weten die betrekking hebben op waterbeheer samengebracht. Tot en met dat jaar kunnen gemeenten nog het bestaande rioolrecht heffen. Vanaf 2010 moet ook Bergen op Zoom over gegaan zijn op de nieuwe verbrede rioolheffing.

22. In de waterstukken die vanavond aan de raad voorliggen, wordt over de nieuwe Waterwet niet gesproken. Hoe gaat Bergen op Zoom dit aanpakken? Hoe gaat dit doorwerken op de financiering?

23. Waarom heeft het college “water” niet majeur op de agenda van de raad geplaatst?

24. Is kiezen voor zout geen raadsbesluit waardig?

25. Hoe worden de “water”-contacten/afspraken met de provincies Noord Brabant en Zeeland bestuurlijk onderbouwd?

26. Hebben de belanghebbenden en de gemeenteraad van Bergen op Zoom geen recht op kennis van alle plannen?

27. Hoe gaan we financieel het een en ander oplossen?

Indieners interpellatieverzoek:

 

Leo Withagen                                                          Louis van der Kallen

CDA                                                                          BSD

 


INSPRAAKPUNT V & W INZ. STARTNOTITIE VOLKERAK-ZOOMMEER – A019

 


 

Bergen op Zoom, 7 november 2007

 

Inspraakpunt V&W

Startnotitie Planstudie

Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

 

per e-mail: [email protected]

 

Geachte heer/mevrouw,

Ondergetekende wenst middels dit schrijven een inspraakreactie geven op de aanvullende Startnotitie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer in het kader van de procedure voor de milieueffectrapportage. Ter illustratie zal ik soms verwijzen naar documenten ter informatie, omdat deze ook mede onderleggers c.q. bouwstenen kunnen/dienen te zijn van de aanvullende Startnotitie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer.

Zoet/Zout
De startnotitie gaat uit van verzilting van het Volkerak-Zoommeer als enige mogelijke oplossingsrichting voor de blauwalgenproblematiek. Als zoet alternatief is uitsluitend gekeken naar de doorspoelvariant zonder een optimaal gebruik van alle mogelijke aanvullende maatregelen. Dit is een gemiste kans. Ondergetekende moet constateren dat deze startnotitie deels is gebaseerd op onvolledig onderzoek naar de mogelijkheden van zoete varianten.

De tot op heden onderzochte varianten geven aan, althans volgens de onderzoekers, dat binnen het ‘zoete water’ er geen afdoende oplossingen te vinden zouden zijn.

Blauwalgen, waar overleven zij? In de diepte! In een eerdere systeembeschrijving komt men tot de conclusie dat de bodem van het meer ernstig verontreinigd is en gesaneerd moet worden. Combineer dit feit met de doelstelling het meer zodanig in te richten dat de winteroverlevingskans van de blauwalgen daalt. Vul de diepten (meer dan 6 meter) buiten de vaargeul op, zodat in de winter de algen niet kunnen overleven in diepten die niet doorspoelen en in de winter te weinig afkoelen. Egaliseer diepten in de vaargeul, zodat overal de doorstroming geoptimaliseerd wordt. Verdiep ondiepten tot circa 6 meter, zodat opwarming minder snel plaatsvindt en daardoor de bloei in de zomer wordt geremd.

Waarom is de problematiek zo beperkt bekeken, terwijl met het vorenstaande (de diepten) zo veel andere mogelijkheden binnen het bereik liggen? Waarom wordt uitgegaan van de huidige diepte- en breedteprofielen? Waarom heeft men de behoefte aan nieuwe terreinen, voor bijvoorbeeld de industrie, niet gecombineerd met de aanpak van de diepteprofielen door bijvoorbeeld 1.000 ha. op te spuiten voor industrievestiging nabij industrieterrein Dintelmond?

Dan hoeft het industrieterrein Moerdijk niet uitgebreid te worden en kunnen de werkzaamheden betaald worden door de uitgifte van nieuwe gronden. Waar is de Hollandse mentaliteit gebleven van landaanwinning als oplossing van veel van onze problemen?

Met verdere aanvullende maatregelen, zoals:

– Weg met de Hooglanders. Meer ganzen zullen komen met als nevengevolg minder ganzenvraat buiten het gebied.

– Meer helofyten met als gevolg meer snoeken die de plantenetende vissen uitdunnen.

– Doorspoeling met voedselarmer water (Hollandsch Diep) als het beschikbaar is.

– Vermindering overlevingskans van blauwalgen door meer doorspoelbare diepten.

is veel te bereiken.

Verzilting is voor de landbouw een bedreiging, maar ook voor veel bouwwerken. Zoute lucht, zoute kwel en zout water zijn zeer corroderend. Van Tielrooij’s WB 21 geeft het belang van zoet water in dit gebied nadrukkelijk aan. Zij hebben het waterbeleid voor de 21ste eeuw integraal bekeken.

Jammer dat voorbij is gegaan aan de door mij reeds eerder geschetste oer Hollandse oplossingen. Landaanwinning en baggeren, profijtelijk en werkzaam!

Zoetwatervoorziening algemeen
Ik wil wijzen op de gevolgen van verzouten voor de zoetwatervoorziening.

Water Beheer 21ste eeuw (Commissie Tielrooij) gaat niet alleen over een te veel aan water, maar behandelt nadrukkelijk ook de beschikbaarheid in relatie met de behoefte aan zoet water. Door de ontwikkelingen in klimaat, bodemdaling en zeespiegelstijging, alsmede veranderingen in het beheer en gebruik van de bodem, veranderen de beschikbaarheid en de behoefte aan zoet water. WB21 zegt hier op een aantal plaatsen iets over. Het meest markant en helder op pagina 72 van het basisrapport: “Specifiek voor Laag Nederland speelt het probleem van de verzilting. Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling neemt de verzilting toe in de lage polders langs de kust in Zuidwest Nederland, achter de Hollandse duinenrij.

Dit zal consequenties hebben voor het grondgebruik, met name voor landbouw en natuur.

Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West Nederland toenemen.

De aanvoer van zoet water zal echter juist afnemen. In Zuidwest Nederland zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegronds-tuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw.

De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”, einde citaat WB21.

Er dreigt dus een zoetwater tekort voor grote delen van het beneden rivierengebied in de toekomst. De huidige watertoevoer van het Lek-Waal-Maas-systeem gaat, ingeval van normale en geringe toevoer, vrijwel uitsluitend via de Nieuwe Waterweg naar de Noordzee. Onvoldoende wordt er beseft, dat de rivierafvoeren in de zomer af zullen nemen ten opzichte van wat we gewend zijn. De zomers in West Europa worden droger en de verwachting van klimatologen is dat dit proces van klimaatverandering doorgaat.

Niet alleen de Maasafvoer vermindert in de zomer, ook het karakter van de Rijn verandert. Door het proces van terugtrekkende gletschers (reeds ca. 100 jaren aan de gang, maar de afgelopen decennia versnellend) wordt de Rijn steeds meer regen- en steeds minder smeltrivier en daardoor minder afvoer in de zomer.

Het proces van minder afvoer wordt in toenemende mate versterkt door een ander gebruik van het rivierwater. Niet alleen in Nederland zal steeds meer grondwatergebruik voor drinkwater en industrie omgezet worden in water, gewonnen uit de rivier en andere oppervlaktewateren.

Ook bovenstrooms gaat dit proces door. Ook de landbouw zal door de drogere zomers meer water uit de rivieren betrekken. Kortom, het is zeer de vraag hoeveel water minimaal onze grenzen zal bereiken. Met name de waterverdeling van de Rijn, IJssel, Lek en Waal kan, vanwege de eisen van de scheepvaart, de hoeveelheid water voor het doorspoelen van onze wateren wel eens (ver) onder het vereiste minimum drukken.

Tot zover de schets van het waterbeslag, die duidelijk maakt dat het zomers knijpen wordt om, zonder hydrologische ingrepen, de huidige watervoorziening voor scheepvaart, industrie, landbouw en drinkwater zeker te stellen. Voldoende zoet water op ieder moment is geen vanzelfsprekende zaak.

Met dit toekomstbeeld gaat desondanks het Haringvliet op een kier, met als gevolg meer zoet water wat anders dan via de Nieuwe Waterweg naar zee gaat. Als dan ook de sluizen opengaan richting Krammer/Volkerak/Zoommeer met nog meer zoetwaterverlies, denk ik dat het in de toekomst des zomers wel eens goed spaak zou kunnen lopen met grote zoetwater-tekorten en problemen voor de scheepvaart.

Wie en wat wordt dan het slachtoffer? Welke maatregelen zullen dan weggegooid geld blijken?

Beter zou het zijn om het rapport WB21 serieus te nemen.

“Het gevolg is dat de inname van water voor de drinkwatervoorziening vaker en langduriger moet worden gestaakt. Het zelfde verschijnsel doet zich voor op de Brabantse rivieren. Hier kan het probleem echter wel opgelost worden door de aanvoer van een beperkte, extra hoeveelheid zoet water” (pagina 9).

Nergens in de startnotitie wordt vermeld waar dit zoete water, in tijden van droogte dan wel vandaan komt. Is/wordt dit vastgesteld in de Landelijke Commissie Waterverdeling (droogteoverleg)? Hier moet in de milieueffectrapportage helderheid over verschaft worden!

“De inzet van regionaal beschikbaar zoet water en mogelijkheden van ontzilting van ter plaatse beschikbaar oppervlaktewater worden ook voor West-Brabant onderzocht.” (pagina 11). Onderzoeken: prima, maar dan ook hoe de kosten daarvan tot in lengte van dagen van de Rijksoverheid worden zeker gesteld.

Bestaande infrastructuur/verzilting
De start notitie spreekt over “De eerste stap is er op gericht de blauwalgenproblematiek aan te pakken met maatregelen die zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande infrastructuur.

Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat er uiterlijk 2015 geen sprake meer is van overlast door blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer” (pagina 5).

Men denkt dus dat een aanpak met behulp van de bestaande infrastructuur kan leiden tot de oplossing van de algenproblematiek. Het gebruik van uitsluitend de bestaande infrastructuur heeft een aantal nadelen.

De belangrijkste is verzilting van het Haringvliet/Hollandsch Diep door zoute schutverliezen.

In de droge periode van november 2005 heeft een zogenaamde achterwaartse verzilting (via Nieuwe Waterweg, de Oude Maas, het Spui en de Dordtsche Kil) plaatsgevonden van het Haringvliet en het Hollandsch Diep. Hierdoor kon het drinkwaterbedrijf Evides ruim twee maanden geen water innemen.

Deze verzilting was relatief uitzonderlijk. Maar met een stijgende zeespiegel en mogelijk langere perioden van lage rivierafvoeren zou dit vaker op kunnen gaan treden.

Nu viel deze achterwaartse verzilting ver buiten het groeiseizoen. Wanneer dit echter gebeurt in de zomer, kan dit ernstige gevolgen hebben voor onze waterinlaatmogelijkheden.

Het nieuwe beheer van de Haringvlietsluizen (kierbesluit) doet ook in droge perioden een extra beroep op de beschikbaarheid van zoet water. Zoute schutverliezen zouden de verziltingsrisico’s van het Haringvliet/Hollandsch Diep aanzienlijk verhogen.

Bij het onderzoek naar de te treffen maatregelen vanwege de “zoutindringing vanuit het Volkerak-Zoommeer naar omliggende wateren” dient dan ook met een eventuele samenloop met een achterwaartse verzilting rekening gehouden te worden en dienen aanpassingen om de zoute schutverliezen te beperken ook vóór 2015 mogelijk te zijn.

Ook het schutten bij Dintelsas en Benedensas kunnen tot zoutindringing leiden en ook daar zijn aanvullende maatregelen nodig. Hier dient de milieueffectrapportage helderheid over te verschaffen. Tevens zal de Binnenschelde bij verzilting van het Volkerak-Zoommeer verzilten omdat het peilbeheer vormgegeven wordt door water in te laten vanuit het Zoommeer. Onderzocht dient te worden welke gevolgen dit heeft voor alle waterkwalitietsaspecten van de Binnenschelde en op de funderingen van de bebouwing in de omgeving van de Binnenschelde, zoals op de Bergse Plaat.

Een tweede risico is dat na het oplossen van de problemen met de bestaande infrastructuur de landelijke besluitnemers geen prioriteit meer zullen toe kenen aan de noodzakelijke mitigerende maatregelen om de andere problemen die verzilting veroorzaken op te lossen.

Duurzaam functionerend ecosysteem
“De oplossing voor de blauwalgenproblematiek moet passen binnen de oplossing voor de langere termijn (2040). Dit is de tweede stap die leidt tot een definitieve oplossing voor de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer, waarbij sprake zal kunnen zijn van een duurzaam functionerend ecosysteem.”

In de startnotitie is geen nadere definitie, uitwerking of omschrijving te vinden van de dan nog op te lossen waterkwaliteitsproblemen, noch van wat in dit verband moet worden verstaan onder “een duurzaam functionerend ecosysteem”. In de milieueffectrapportage dient daar helderheid over te komen.

Getijdendynamiek/Waterberging op het Volkerak-Zoommeer (RvR)
“Om te voorkomen dat zich andere plaagalgen vestigen in het Volkerak- Zoommeer, wordt voorgesteld om meer getijdendynamiek op het meer toe te laten.” (pagina 10).

Het vorenstaande gecombineerd met het voorstel in het kader van Ruimte voor de Rivier om maximaal 2 meter waterkolom in noodgevallen te bergen op het Volkerak-Zoommeer is strijdig met het Interim Peilbesluit 1996. De effecten van deze maatregelen op de waterafvoer van West-Brabant, alsmede op de kwaliteit van de waterkeringen dienen in dit kader nader onderzocht te worden.

In de rapportage wateratelier Brabantse Delta “van DEFENSIE tot RETENTIE” is geschetst hoe men denkt om te gaan met de circa 30.000.000 kubieke meter waterafvoer van de West-Brabantse rivieren die geborgen zou moeten worden in West-Brabant. Dit stuk, geschreven in opdracht van de Stichting Cultuur Historie West-Brabant met als partners het waterschap Brabantse Delta en de provincie Noord-Brabant, geeft daarvoor een aantal oplossingen. In een brief van het waterschap Brabantse Delta aan de leden van het algemeen bestuur van het waterschap schrijft dijkgraaf J.A.M. Vos: “Waterschap Brabantse Delta ondersteunt de uitkomsten van de atelierbijeenkomsten”. De geschetste ‘oplossingen’ zijn dus serieus te nemen. Die ‘oplossingen’ betreffen onder andere het bergen van het water in de oude kreekstructuren en de Vliet rond Steenbergen en de oude ‘waterlinies’.

Polders van de Linie van de Eendracht, die dan onderwater gezet kunnen worden, zijn volgens de rapportage: de Noordheemscheppolder, de Oude Vlietpolder, de Westgraaf Hendrikpolder, de Oude Heipolder, de Rubeerepolder, de Mattenburgspolder, de Schuddebeurspolder, de Eendrachtspolder en de Auvergnepolder. In deze laatste heeft de gemeente Bergen op Zoom industrieterreinen gepland. Verder zijn inundaties voorzien langs de gehele loop van het Mark/Dintel systeem met aanliggende polders, globaal samenvallend met de Zuiderfrontierlinie (1747/1860). Ook de Stelling van den Hout/Munnikkenhof kan dan volgens de rapportage geïnundeerd worden. Dit geheel zal een geweldige aanslag zijn op de economische dynamiek van West-Brabant en een enorme schade veroorzaken. De milieueffectrapportage dient inzicht te verschaffen in de effecten van dergelijke inundaties en de financiële, ecologische en sociale gevolgen en hoe deze te beperken c.q te beperken zouden zijn

Watervoorzienig landbouw
Voor doelmatig en effectief peilbeheer, beregening en voor ecologische functies is het van het grootste belang dat de zoetwatervoorziening van West-Brabant, Sint Philipsland en de Zeeuwse eilanden gegarandeerd blijft. Nu wordt op veel plaatsen, o.a. middels inlaatduikers, zoet water vanuit het Volkerak-Zoommeer ingelaten. Er dient dus een alternatief geboden te worden wat in kwantiteit en kwaliteit minimaal gelijkwaardig is tegen de huidige (verwaarloosbare) kosten. Eventuele alternatieven, zoals via ontzilting, dienen dus op Rijkskosten tot stand te komen en tot in lengte van jaren op Rijkskosten geëxploiteerd. Ook hier in dient de milieueffectrapportage te voorzien.

Met de meeste hoogachting,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

(voorzitter)

 


DEELGEBIEDSRAPPORTAGE – 0018

 


 

Bergen op Zoom, 15 juli 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Helaas was ik 19 juni verhinderd. Ik heb echter wel enkele opmerkingen c.q. vragen ten aanzien van de “Deelgebiedsrapportage Brabantse Delta”.

1. Op pagina 26 is te lezen “Voor het deelgebied Brabantse Delta” zijn door de werkgroep geen maatregelen als onhaalbaar benoemd omdat dat onderwerp behoort te zijn van een bestuurlijke discussie”. Op pagina 28 is te lezen: “Maar ook hier zijn grenzen aan wat maatschappelijk haalbaar en realistisch is; maatregelen die een aanzienlijk negatief effect hebben op andere gebruiksfuncties worden niet overwogen.”.

– Deze twee citaten lijken met elkaar in tegenspraak! Behoren de maatregelen van het citaat van pagina 28 geen onderwerp te zijn van een bestuurlijke discussie?

2. Op pagina 27 is te lezen: “De uitvoering van deze bestaande EU-richtlijnen wordt in de KRW nadrukkelijk omschreven als te nemen basismaatregel. Voor het beheersgebied van Brabantse Delta is ervan uitgegaan dat deze maatregelen al voorzien zijn in het huidige bestuursprogramma van het waterschap Brabantse Delta 2005 t/m 2005”.

– Wat is de grond of onderbouwing van “is ervan uitgegaan”?

– Waarom staat er niet “is voorzien” ?

3. Op pagina 57 is te lezen: “Wanneer voor end-of-pipe maatregelen wordt gekozen (bijvoorbeeld bergbezinkbassins), moet deze basisinspanning inmiddels gerealiseerd zijn”.

– Uw bestuur en ik weten dat dit niet het geval is. Waarom wordt in deze rapportage niet van de werkelijke situatie uitgegaan? Dat zou het startpunt moeten zijn voor de aanpak!

4. Op pagina 65 worden de ‘meest kosteneffectieve maatregelen’ aangegeven waarbij ‘de kosten op basis van kentallen zijn bepaald’.

– Onder de kop terrestrische ecologie wordt vaak het verwijderen van de bovengrond genoemd. Zijn bij het bepalen van de kosten de archeologische meegenomen?

5. Op pagina 74 wordt gesteld dat “de kennis van bronnen van bepaalde stoffen schiet in Roosendaal ernstig tekort”. Op pagina 87 wordt gesteld: “De KRW maakt het noodzakelijk dat er bij een aantal gemeenten meer kennis en aandacht voor ecologie en waterkwaliteit aanwezig is”.

– “een aantal gemeenten”: over welke gemeenten hebben wij het en hoe stimuleert/ organiseert het dagelijks bestuur dat er meer kennis en aandacht voor ecologie en waterkwaliteit bij gemeenten ontstaat?

6. Op pagina 76 is te lezen: “De deelnemers zien mogelijkheden in bijvoorbeeld een apart investeringsfonds, dekking vanuit een verbrede rioolheffing of (aanvullende) subsidies vanuit het rijk/Europa”.

– Dit lijken meer wensen dan werkelijke (huidige) mogelijkheden! Of bestaan er nu reeds mogelijkheden?

7. Op de laatste pagina van bijlage 6 is te lezen: “Het is derhalve niet relevant in deze fase na te gaan hoe ver gemeenten zijn met de basisvoorzieningen en welke kosten daarvoor zijn gemaakt”.

– Hoe is dit citaat te rijmen met het onder 3 genoemde citaat dat ‘de basisinspanning inmiddels gerealiseerd moet zijn?

– Ondergetekende vindt het van het grootste belang dat wel geïnventariseerd wordt hoe ver gemeenten zijn met de basisinspanning. Het is van het grootste belang wat de actuele situatie is ten aanzien van de basisinspanning!

Uw reactie tegemoet ziende,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen

 


BEGROTINGSVERGELIJKING 2005 – 0012

 


 

Bergen op Zoom, 1 augustus 2005

 

Aan het Dagelijks Bestuur van

Waterschap Rivierenland

per e-mail: [email protected]

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Recent is verschenen de begrotingsvergelijking 2005 “beleidsambities en lastendruk vergeleken” van de Vereniging van Directeuren van Waterschappen.

Kijkend naar ons waterschap dan worden we daar niet vrolijk van. Bij het totaal overzicht van de beleidsthema’s op pagina 20, tabel 7 zijn we hekkensluiter. Dit verlangt een grondige analyse en bespreking in de algemene vergadering.

Ik verzoek Uw DB dan ook om voornoemde rapportage aan ieder AB-lid ter beschikking te stellen en dit stuk samen met een analyse te bespreken. Hierna kan een nieuw gekozen bestuur in een dan te formuleren beleidsprogramma keuzes maken om te komen tot beter presteren en ambities die recht doen aan onze taken.

Het navolgende zou ik graag meegenomen zien in Uw te maken analyse:

Naar aanleiding van pagina 21, tabel 7

VRAAG

1. Hoe vullen wij het nationaal bestuursaccoord water in? Het lijkt er op alsof WSRL in dit kader nauwelijks iets doet.

Uit pagina 22, tabel 9 maak ik op dat de stedelijke wateropgave uit het NBW niet actief wordt opgepakt. Ik betwijfel of dit klopt. Gaarne uitleg.

Op pagina 24, tabel 11 is te lezen dat het percentage regionale waterkeringen met door de provincie vastgestelde veiligheidseisen op 1 januari 2005 nul is.

VRAAG

2. Wie treft dit gebrek? Heeft de provincie de veiligheidseisen nog niet vastgesteld of pakt WSRL dit niet adequaat op?

Pagina 26, tabel 13

VRAAG

3. We zeggen ja op de vraag of wij actief samenwerken met gemeenten bij stedelijke grondwater. We zeggen nee op de vraag of we actief inventariseren bij de problematiek van stedelijk grondwater. Hoe zit het?

Het wordt tijd dat ook het WSRL de stedelijke grondwaterproblematiek meeneemt bij de besluitvorming rond peilbesluiten.

Pagina 32, tabel 15

VRAAG

4. Als het gaat om het percentage van totaal aantal personen dijkwacht waarmee jaarlijks wordt geoefend behoren we tot de achterhoede met 43 %. Wat is in deze het beleid?

Pagina 38, tabel 18

Het is niet allemaal kommer en kwel. Hier past een compliment. WSRL is koploper als het gaat over de terugdringing van de verdroging met 81 % ten opzichte van mediaan van 46 %.

Pagina 40, tabel 19

VRAAG

5. Is het zeer lage percentage van 5 % van het areaal waarvoor een conserverend peilbeheer wordt gevoerd juist? Zo ja, hoe komt het dat dit zo laag is?

Pagina’s 53 – 55

De vergunningverlening en handhaving van de keur blijkt bij WSRL goed geregeld. Het kan vast nog beter. Zo zou het mogelijk moeten worden aanvraag en verlening via internet te doen. Ook zou het voorbeeld van drie waterschappen gevolgd kunnen worden die in de keur voorschriften hebben opgenomen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Pagina 64, tabel 27

Ook ten aanzien van de beleidsaspecten heffing en invordering zijn verbeteringen en kostenbesparingen mogelijk, zo lijkt het. Met name in de digitale mogelijkheden en samenwerking lijken we achter te lopen. Het zou goed zijn dit mee te nemen in de analyse om tot verbeterpunten te komen.

Pagina 68, tabel 28

Qua bestuur zijn er wel enkele slagen te maken bij de start van de nieuwe bestuursperiode, bijvoorbeeld een bestuursprogramma formuleren en de opstelling van een integriteitscode voor bestuurders en ambtenaren.

Pagina 74, grafiek 11

Onze kosten van bestuur en externe communicatie zijn relatief hoog. Voor bestuur is dat vermoedelijk tijdelijk. De kosten voor externe communicatie zouden nadrukkelijk in de analyse meegenomen moeten worden.

Hoofdstuk 16, Ontwikkeling kosten en opbrengsten 2005/2009

De kosten van waterkering, waterkwaliteit en waterkwantiteit stijgen minder dan de begrote opbrengsten. Dit biedt dus ruimte voor een grotere matiging van de tarieven dan tot nu toe aangenomen, zo lijkt het.

Uw reactie tegemoet ziende,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen

 


DE DOOS VAN PANDORA

 


 

KRW: een doos van Pandora

Bij de totstandkoming van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft vrijwel iedereen zitten slapen of is door de eigen arrogantie in slaap gewiegd. De Unie heeft onvoldoende in Brussel van zich laten horen en onze Nederlandse europarlementariërs hadden iets van “nu gaat er eindelijk op Europese schaal iets goed gebeuren met de waterkwaliteit”. De gedachte was dat wij Nederlanders, waterbeheerders bij uitstek, het al lang redelijk voor elkaar hadden. Het waren vooral de anderen die nu wel aan de slag zouden moeten. Men heeft zich niet gerealiseerd dat een volgepakt deltagebied als Nederland, waar de Europese vuiligheid zich eeuwen heeft opgestapeld, zich voor een andere taak gesteld ziet dan een leeg land als bijvoorbeeld Frankrijk.

Ons intensief watergebruik door industrie en landbouw, alsmede wat 16 miljoen consumenten en verkeersdeelnemers via overstorten, RWZI’s en vanuit de lucht toevoegen aan ons oppervlaktewater, maakt onze KRW-opdracht onmogelijk.

Als bestuurlijk betrokkene maak ik mij zorgen over de gevolgen. De Nederlandse waterschaptraditie is er één van “we polderen, schuiven voor ons uit en gedogen en de hogere overheden accepteren dit wel”, zo is de ervaring.

Europa is anders! Zij kent een traditie van handhaven! Nederland is reeds voor het Europese Hof van Justitie gedaagd wegens de niet tijdige omzetting van de KRW in nationale wetgeving. Collega-waterschapsbestuurders: maakt uw borst maar nat.

Mijn vrees is dat het op Europees niveau niet gaat over inspanningsverplichting (ons Nederlandse denk- en handelwijze), maar over resultaatverplichting.

Uit rijksstukken blijkt dat het kabinet rekening houdt met een verdubbeling van de zuiveringslasten  tot 2015.

Het CPB heeft in een quick scan aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW. In de Brabantse Delta, één van de waterschappen waarin ik mag figureren, is zelfs aangegeven dat het investeringsvolume tot 2015 als gevolg van de KRW wel eens met 65 – 450 miljoen euro zou kunnen toenemen.

Wat mij verontrust is dat de discussie op landelijk niveau niet mede wordt gevoerd met het bedrijfsleven en dat in die discussie en stukken de economische effect analyse tot op heden ontbreekt. Als we willen komen tot een legale fasering van de maatregelen, dan is deze analyse noodzakelijk. Het wordt tijd dat bij het landelijk bestuurlijk overleg niet alleen betrokken zijn V&W, UvW, IPO en VNG, maar ook het georganiseerde bedrijfsleven.

De landbouw, industrie, investeringsklimaat en werkgelegenheid zijn bedreigd in ons land.

Waterschappen hebben in het verleden de makkelijkste weg gekozen: de aanpak van de puntbronnen. Als dit weer zou gebeuren, omdat de aanpak van de diffuse bronnen moeilijk is, zal ons industriële vestigingsklimaat ernstig ondermijnd worden. Laten de waterschappen van het begin af aan het bedrijfsleven betrekken bij het opstellen van de regionale en stroomgebiedplannen.

De waterkwaliteiten moeten en kunnen chemisch en ecologisch beter. Maar de KRW is voor Nederland onhaalbaar. Het is straks aan burgers en bedrijfsleven niet uit te leggen, dat ondanks de vele inspanningen en kosten, de doelen niet gehaald worden. En met het systeem ‘één norm fout, alles fout’ gaat dat gebeuren.

Politiek en regelgeving is beïnvloedbaar. Niet berusten maar aan de slag om het watermilieu te verbeteren en de Brusselse politiek ervan te overtuigen dat Europa wel één is, maar niet overal gelijk.
Nederland, het afvoerputje van Europa, met zijn bevolkings-, landbouw- en industriële druk op water en bodem, is niet vergelijkbaar met lege landen zoals Frankrijk of Ierland.
Brussel moet tot dit inzicht komen, zodat wij kunnen blijven bouwen aan de verbetering van onze waterkwaliteit met haalbare doelen en daarmee draagvlak houden voor een gezonde toekomst van ons water