OVER WATER – 169: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

| 29-12-2018 | 17.30 uur |


 

OVER WATER – 169: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

Gekalkte dakpannen werden in de oestercultuur gebruikt om het zg. oesterbroed op te vangen.

Recent heb ik de hand kunnen leggen op RIZA jaarverslagen uit 1931 tot en met 1937 met onderzoeken “naar den toestand van openbare wateren” in Nederland. Ze bevatten een schat van informatie, ook over het werkgebied waarvoor ik een bijzondere aandacht heb het huidige waterschap Brabantse Delta.

Over de jaren 1936 en 1937 werd in één jaarverslag verslag gedaan. Van onderstaande voorbeelden heb ik het juiste jaar van handeling dan ook niet vast kunnen stellen. Het college van B&W van Halsteren vroegen advies over “een plan tot afvoer van hemelwater en huishoudwater, afkomstig van een gedeelte van den Rijksweg Bergen op Zoom – Tholen door het waterschap de Polders van Halsteren naar de Ooster Schelde.” Teneinde het rioolwater te kunnen bergen bij hoog water zou vóór de lozing een spuikom worden aangebracht. Er werd een positief advies afgegeven “indien de gemeente Halsteren bereid zou zijn tot het treffen van maatregelen voor het onschadelijk maken van het rioolwater, voorzoover gewenscht in verband met de oestercultuur, indien ook de gemeente Bergen op Zoom zou overgaan tot het nemen van analoge voorzieningen.” Van hogerhand werden de gemeenten toen gedwongen tot samenwerking.

B&W van de voormalige gemeente ‘s-Gravemoer vroeg goedkeuring voor de demping en riolering van een sloot langs het Emmalaantje. “Waar hierdoor een onooglijke en stinkende sloot, evenals niet minder walgingwekkende open afvoergreppels van woonpercelen zouden verdwijnen.” De goedkeuring werd verkregen hoewel de ongezuiverde lozing op de aan eb en vloed onderhevige haven in stand bleef. De haven werd in 1950 gedempt.

In dit jaarverslag werd uitgebreid aandacht besteed aan de proeven met biologische nazuivering te Tilburg. Een juvenaat te Tilburg met 300 inwoners vroeg advies omdat de Tilburgse Waterleiding maatschappij bezwaren van “hygiënischen” aard had tegen infiltratie van afvalwater in den bodem binnen het beheersgebied van haar grondwaterwinplaats bij toepassing van bevloeiing. De oplossing bleek een kleine installatie volgens Emscher-brunnen en lozing op de Donge.  De gemeente Gilze en Rijen werd geadviseerd een zuiveringsinrichting te bouwen aan de Hoekstraat.

In het verslag wordt veel aandacht besteed aan de vele klachten, in meer dan 20 jaar, over de vervuiling van de Mark door “den ongelimiteerden afvoer van vloeibaar vuil”. De voornaamste veroorzakers worden met name genoemd. Niet alleen de gemeenten Breda, Princenhage, Ginneken en Teteringen maar ook bedrijven zoals de Hollandse Kunstzijde Industrie (HKI), de suikerfabrieken Wittouck, Stampersgat en Zevenbergen. Hierbij veroorzaakten de sulfaten (HKI) door biologische omzettingen naar sulfide en zwavelwaterstof vooral de stank. De in 1930, naar aanleiding van de klachten, ingestelde Mark commissie stelde in een rapport de oprichting van een “afvalwaterschap” voor wat zou moeten leiden tot een centralisatie en zuivering van het ‘vloeibare vuil’. Locatie advies: benedenstrooms van Breda, even ten noorden van den Belcrumpolder. Het zou nog vele jaren duren voordat er een “afvalwaterschap” zou komen. Breda en omgeving was goed in het niet oplossen van problemen. In Over Water 164 schreef ik al: “De moderne tijd liet, rond Breda, nog even op zich wachten.” Ondanks de vele klachten en de ingestelde Mark commissie werd er niet echt haast gemaakt. 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 168: (NATTE/ ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 41 WAT IS DE WAARHEID?

 

| 22-12-2018 | 10.30 uur |


 

OVER WATER – 168: (NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 41 WAT IS DE WAARHEID?

 

Op 7 december stond er op pagina 10/11 van Stad en Streek Bergen op Zoom in BNdeStem een groot artikel met als kop en inleiding: “Miljarden voor brug, sluis en weg”. “De grootste onderhoudsbeurt ooit van Rijkswaterstaat staat voor de deur en duurt tien jaar. De kosten bedragen 3 miljard euro.” “Rijkswaterstaat pompt tot 2030 ruim 3 miljard euro in de renovatie en vervanging van Zeeuwse bruggen, sluizen en wegen. In het Portaal van Vlaanderen in Terneuzen zijn Zeeuwse instanties als provincie, gemeenten, waterschap en de NV Westerscheldetunnel gisteren bijgepraat over de grootste onderhoudsoperatie ooit van Rijkswaterstaat. De komende tien jaar worden 27 Zeeuwse sluizen, bruggen, wegen en andere objecten – zoals oevers en doorlaatmiddelen – aangepakt.”

Nieuwsgierig en achterdochtig als ik ben, vroeg ik mij onmiddellijk af: zit daar ook het al jaren uitgestelde onderhoud in van de zoet/zoutscheiding in bij voorbeeld de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis? Omdat ik dingen graag uit de eerste hand weet gebruikte ik het contactformulier op de website van Rijkswaterstaat die dag om een mail te versturen met de volgende tekst: “Vandaag staat er in BNdeStem een groot artikel “Miljarden voor brug, sluis en weg Infrastructuur Rijkswaterstaat. De grootste onderhoudsbeurt ooit van Rijkswaterstaat staat voor de deur en duurt tien jaar. De kosten bedragen 3 miljard euro.” Waar kan ik de informatie vinden waarop dat artikel is gebaseerd? Mijn aandacht richt zich vooral op het al jaren uitgestelde onderhoud aan de sluizen rond het Volkerak-Krammer-Zoommeer systeem. Waar kan ik vinden wat er en wanneer aan onderhoud gaat plaatsvinden?”

Na enige tijd ontving ik een reactie op mijn vraag. “Onze reactie: Onderstaand doen wij u een link toekomen, waarin u de informatie betreffende  de verjongings- en vernieuwingsopgave voor oude tunnels, viaducten, sluizen en bruggen tot 2028 kunt vinden.”

https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/2018/11/opnieuw-40-bruggen-sluizen-en-tunnels-geselecteerd-voor-opknapbeurt.aspx

Er zijn nogal wat verschillen tussen het artikel en het nieuwsbericht van Rijkswaterstaat:
– Geen 3 miljard maar 1,5 miljard voor de komende 10 jaar.
– Niet alleen voor Zeeland, maar voor heel Nederland.
– Voor de sluizen in Zeeland  staat volgens het nieuwsbericht van Rijkswaterstaat alleen de besturingsinstallatie op het programma.

Met iedere schutting komt ’t zoute binnen

Mijn achterdocht is groot. Het onderhoud aan de sluizen is al vele jaren uitgesteld. Dat uitstel heeft geleid tot een sluipende verzilting van het Volkerak Zoommeer systeem. Over de sluipende verzilting schreef ik eerder. In maart 2015 schreef ik in “Wat is de waarheid 4” al nadrukkelijk over het achterstallig onderhoud. Toen was de minister helder en openhartig “Zolang het Volkerak-Zoommeer zoet is zal Rijkswaterstaat de afspraken nakomen die zijn opgenomen in het Waterakkoord Volkerak-Zoommeer (2001) over het chloridegehalte in het meer. Om dit te kunnen doen is groot onderhoud aan het zoet-zout scheidingssysteem in het Krammersluizencomplex nodig. Dit is enige jaren uitgesteld in afwachting van een besluit over een zoet of zout Volkerak-Zoommeer. Hierdoor is er sprake van een grotere lek van zout door deze sluizen.” Toen erkende de minister feitelijk dat Rijkswaterstaat al jaren zich niet heeft gehouden aan het in 2001 afgesloten Waterakkoord. Sommige teksten blijven actueel. In (natte/zoute) droom of nachtmerrie 34 (december 2015) schreef ik: “Er is maar één echte oplossing en dat is herstel van de zoet/zout scheiding door het achterstallig onderhoud aan de Krammersluizen nu eindelijk eens uit te voeren. Een halfslachtig waterakkoord is niet meer dan een doekje voor het bloeden. Nu moet eindelijk de wond echt eens gehecht worden. Dan pas ontstaat er weer vertrouwen bij de agrariërs dat het kan gaan werken en de afspraken na gekomen worden.” In (natte/zoute) droom of nachtmerrie 29 (mei 2015) schreef ik over de “grote leugens”. Ik weet nu weer niet wat waar is. Maar ik, en veel agrariërs (die afhankelijk zijn van goed zoet water) en veel recreatieondernemers en recreanten in het Volkerak/Zoommeer gebied willen wel graag weten wat er nu echt gaat gebeuren en wanneer. Graag voor hen vindbaar op websites van Rijkswaterstaat, zodat zij daar rekening mee kunnen houden voor de toekomst. Een mooi verhaal in de krant is voor hen ‘geen brood op de plank’. Goed zoet water wel. Nu komt met iedere schutting ’t zoute binnen, dat moet eindigen! 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 167: VERGROENEN MOET

 

| 15-12-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER 167: VERGROENEN MOET

 

foto beschikbaar gesteld door Fien Dekker

De afgelopen jaren heb ik veel geschreven over de noodzaak anders om te gaan met gebouwen en verhardingen. In Over Water 158 heb ik uitgebreid aangegeven wat burgers zelf kunnen doen. In een artikeltje in de BSD nieuwsbrief in mei 2016 heb ik als voorbeeld gegeven de Rain(a)way-tegels, een nieuwe doorbraak in de strijd tegen overtollig water. In een artikel in juli 2016 heb ik geschreven over de groeiende belangstelling voor nuttige en esthetische toepassingen van groen op harde verticale oppervlakken, zoals beton. Op een recent door mij bezochte beurs over de inrichting van de openbare ruimte werd veel aandacht besteed aan hoe ook met toepassing van min of meer traditionele bestratingsmaterialen het verhard oppervlak kan vergroenen. Zelfs betonfabrikanten komen met complete productlijnen met de kreet “steen ontmoet gras” die laten zien dat vergroenen van grote oppervlakten esthetisch, met behoud van functionaliteit, gewoon kan. Ook komen er allerlei systemen om groen tegen gevels goed en duurzaam toe te gaan passen.

De afgelopen zomer laat zien dat een aanpak van hittestress en een waterbeheer dat zowel een bijdrage levert aan de aanpak van verdroging en wateroverlast nu echt van de grond moet gaan komen. Maar er zijn veel meer positieve effecten van vergroening, zoals vermindering van de verdroging in de  natuur, vermindering hittestress, verbetering luchtkwaliteit, verbetering van de biodiversiteit en verhoging van de belevingswaarde van een meer groene omgeving. Zo heeft gevelbeplanting tal van voordelen: het beschermt een gebouw tegen opwarming door de zon en zorgt voor verkoeling in de zomer, het verlaagt het warmteverlies in de winter door het beperken van de windeffecten, het reduceert geluidsoverlast, het heeft een brandvertragende werking, het vergroot de belevingswaarde, het verfraait de omgeving en het straatbeeld, het zorgt mede voor een goede luchtvochtigheid, het levert, door verdamping van water, een bijdrage aan een koeler klimaat in de zomer, het zuivert de lucht door het invangen van fijnstof, het bevordert de biodiversiteit en maakt de verstedelijkte ruimte leefbaarder voor mens en dier. Het heeft tal van positieve effecten op de gezondheid en werkt stress verlagend.

Kortom: gemeenten moeten, meer dan tot nu toe, gaan nadenken over vergroenen van hun omgeving en hoe particulieren en bedrijven daarbij te betrekken en te motiveren hier een bijdrage aan te leveren, want veel verharde oppervlakten betreffen parkeer- en opslagterreinen en platte daken.

Waterschappen zouden moeten gaan werken aan de aanpassing van belastingsystemen, zoals een vorm van ’tegeltax’ zodat bedrijven met grote verharde oppervlakten worden gestimuleerd die te vergroenen.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 166: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

| 08-12-2018 | 11.30 uur |


 

OVER WATER 166: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

Recent heb ik de hand kunnen leggen op een drietal RIZA boeken, waarvan twee alle onderzoeken bevatten “naar den toestand van openbare wateren” in Nederland in de jaren 1931 tot en met 1937. Ze bevatten een schat van informatie, ook over het werkgebied waarvoor ik een bijzondere aandacht heb: het huidige waterschap Brabantse Delta.

Enkele voorbeelden uit het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta:

In 1934 kwamen er klachten binnen van den Boerenbond te Goirle en van de hengelaarsvereniging De Ruischvoorn te Tilburg over de vervuiling van de Groote Ley (of Voorste stroom) aldaar. Bij onderzoek ter plaatse werd vastgesteld dat ook de Blauwe Ley ernstig vervuild werd door te Goirle gevestigde industrieën en door gemeentelijk rioolwater. De gemeente Goirle stelde dat de “loozing van het gemeentelijk rioolwater geen bezwaren mede zou brengen.” De Commissie stelde in haar advies dat “de loozing van het vloeibare vuil van de Gemeente wel degelijk bijdraagt tot de vervuiling en dat de aangegeven maatregelen niet tot een bevredigend resultaat zullen leiden.” De Commissie inzake Waterverontreiniging kwam tot een aantal aanbevelingen richting de gemeenten Goirle en Tilburg over te nemen maatregelen, waarbij voorlopig het vloeibare vuil via de Blauwe Ley afgevoerd mocht worden. Hierna trok de Boerenbond haar klacht in. De klacht van de hengelaars werd ongegrond geacht. Gelukkig zijn de zaken aangepakt en wordt er nu hard gewerkt om het stroomgebied van de Ley ecologisch op te waarderen.

In Over Water 164 schreef ik over de mogelijke aanleg van een riolering door de gemeente Teteringen die via het Gallooische Gat zou kunnen gaan lozen op de Mark, waartegen de Mark-Commissie bezwaren had. Het gemeente bestuur heeft na advies de plannen aangepast. De lozing werd omgeleid naar de tochtsloot van het Waterschap de Hooge en Lage Vught waarbij middels een beweegbare schuif bij de Hooge Brug verontreiniging van het polderwater wordt voorkomen. De uitvoering van de werkzaamheden zouden in de loop van 1935 uitgevoerd worden in het kader van de werkverschaffing. 

Ook in het verslagjaar 1935 komt de problematiek van de Groote en Blauwe Ley voorbij. De gemeente Goirle schreef een “Fraterschool” een septic-tank voor. Het Instituut schreef de gemeente Goirle: “dat de oplossing van dergelijke gevallen niet gezocht moet worden in het voorschrijven van septic-tanks of beerputten, doch dat de destijds aangegeven richtlijnen den eenig practisch begaanbaren weg aanwijzen om deze moeilijkheden te boven te komen.” Maar echte oplossingen kosten geld en de gemeente Goirle was toen nog niet echt bereid de portemonnee te trekken.

In 1935 werd er ook veel onderzoek gedaan naar de vervuiling van de Donge. Stroomopwaarts van Riel was de Donge schoon. De aanvoer vanuit Gilzensche Ley bleek ook redelijk schoon. De afvoeren vanuit Rijen en Dongen waren de oorzaak dat de Donge als een echte “vuilwaterloop” ‘s-Gravenmoer binnen komt. De eindconclusie in 1935 was dat “de klachten der stroomafwaarts liggenden zijn dus heden nog even gerechtvaardigd als vijftien jaren en langer geleden.” Het RIZA advies: er moet een gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinstallatie te Dongen komen en een uitbreiding van de bezinkinrichting (uit 1925) in de gemeente Gilze en Rijen. De Commissie inzake Waterverontreiniging sprong met dit advies nadrukkelijk in de belangen van het Waterschap de Donge en in die van het Waterschap de Beneden Donge. Na overleg met de gemeentebesturen en de voorzitter van het waterschap De Donge werd een principiële overeenstemming bereikt en werd het Rijksinstituut om een technisch advies gevraagd.

In 1935 richt ook het gemeentebestuur van Oosterhout zich voor advies tot het RIZA. Er waren veel klachten die veroorzaakt werden door het afvalwater van een zeemlederfabriek die konden gaan verergeren door een voorgenomen vestiging van een textielfabriek op het zelfde industrieterrein. Ten zuiden van de bebouwde kom klaagden veehouders wiens belangen werden geschaad. Terwijl aan de noordzijde er visserijbelangen werden geschaad omdat het afvalwater periodiek op het Wilhelminakanaal en het Gooikensgat werd “afgespuid”. “Daar het gemeentebestuur den tijd voor gemeentelijke centrale riolering en zuivering nog niet gekomen achtte, moest naar een verbetering door middel van afzonderlijke maatregelen worden gestreefd.” Er kwam op onderdelen een advies uit dat nu ondenkbaar zou zijn. Voor de textielfabriek kwam het advies het gekleurde verfwater via chemische klaring te ontkleuren. Maar een andere mogelijkheid werd ook geboden: “Nog meer aangewezen leek hier evenwel het laten wegzakken van het verfwater in den grond, waartoe de plaatselijke omstandigheden zich uitstekend leenden.”  “In de op verzoek van het gemeentebestuur opgemaakte ontwerp Hinderwetsvoorwaarden is aan de textielfabriek de keuze tusschen beide mogelijkheden gelaten.” Het water werd in 1935 al wel enigszins beschermd vanwege de stankoverlast en de aantasting van agrarische- en visserijbelangen. De bodem echter nog niet. Het RIZA was in 1935 echt alleen voor de aanpak van de waterverontreiniging.

De gemeente Loon op Zand komt ook voor in het jaarverslag van 1935. Hoe om te gaan met het zuiveringsproces in de drainagevelden van de Nederlandse Heide Maatschappij die dagelijks circa 200 m3 afvalwater van looierijen verwerkt tegen een kostprijs van 6,5 gulden cent per kubieke meter. De uitkomst was de voorwaarde voor lozing dat bij een test waarbij gezuiverd afvalwater “na 4 dagen bewaren in een geheel gevulde, gesloten flesch geen rottingsverschijnselen vertoont.”  Soms hoeven zaken niet ingewikkeld te zijn.

De gemeente Tilburg werd geadviseerd over de bouw van een zuiveringsinstallatie in het stroomgebied van de Ley (waterschap de Dommel). De zuivering zal plaats gaan vinden door middel van chemische klaring, volgens de patenten van Dr. Penschuck.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 165: GEBEURDE HET ALTIJD MAAR SOBER

 

| 01-12-2018 | 09.00 uur |


 

OVER WATER – 165: GEBEURDE HET ALTIJD MAAR SOBER

In de Tweede Kamer werden recent vragen gesteld over de duurder wordende dijkversterkingen. Dijkversterkingsprojecten in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) blijken met regelmaat duurder uit te pakken dan aanvankelijk binnen het HWBP was begroot. Als voorbeeld werd de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg langs de Waal gememoreerd, die twee keer zo duur uitgevoerd gaat worden dan aanvankelijk begroot. CDA-Kamerlid Jaco Geurts vroeg de minister of de nieuwe risiconormering de dijken duurder maken. Als dat zo is, moet dan de normering worden aangepast of moet het budget van het HWBP omhoog, vroeg hij zich af.

Volgens minister van Nieuwenhuizen zijn aanvankelijk de kosten van dijkversterkingsprojecten vastgesteld op grond van algemene kengetallen en nu worden de projecten doorgerekend op de echte kosten. “Dat zou kunnen betekenen dat de projecten duurder uitvallen en dan moeten we kijken hoe alles nog soberder kan” aldus de minister.

Ik denk niet dat dit het gehele antwoord is. Ik denk dat de voortgaande politisering van het waterschapsbestuur ook de kosten opjaagt. In juli 2018 schreef ik het stukje “het moet niet gekker worden“, naar aanleiding van een artikel in de media (ANP) met de kop: “Waterschap gaat dijk verlagen na verzet dorpsbewoners”. De dijken rond het Noord-Limburgse dorpje Aijen worden toch niet hoger dan oorspronkelijk afgesproken. Politieke bestuurders worden steeds wankelmoediger als het gaat om ‘eisen’ van burgers. Inspraak en burgerparticipatie leiden, naar mijn ervaring, tot steeds meer tegemoetkomingen naar burgers die de kosten van dijkversterkingen opjagen. Ook worden, om aan die eisen tegemoet te komen, steeds meer technische oplossingen gezocht terwijl vroeger veel vaker werd geaccepteerd dat een hoger wordende dijk ook breder wordt. Uitzichten moeten naar de wens van de ‘eisende’ burgers ook geborgd worden met dure oplossingen en soms belachelijke toezeggingen als dijkverlagingen als gevolg. Mijn eindconclusie in het stukje in juli was: “Dit voorval laat dan ook zien dat de politisering van het waterschapsbestuur in 2008 geen winst is voor de kwaliteit en (financiële) duurzaamheid van de beslissingen.”

Ik verbaas mij ook over de reactie van de minister “nog soberder”. Het probleem is dat sober feitelijk simpel is. Hoger betekent breder. Maar in dit volle landje met politici, die niet verder denken dan de volgende verkiezing en de dijkverbeteringsronde van vandaag in combinatie met ‘participerende’ burgers, is sober uit de mode. Technische oplossingen gecombineerd met het modewoord innovaties leiden tot onnodige kostenstijgingen en korte termijn oplossingen. Als aan de normen die nu gelden wordt voldaan is het volgens veel politici al OK. Terwijl, zeker als het gaat om dijkversterkingen, men zou moeten realiseren dat ook volgende versterkingen kosteneffectief tot stand moeten kunnen komen. Dijken liggen er voor honderden jaren. En zullen dus zo ontwikkeld en versterkt moeten worden dat ook toekomstige waterschapbestuurders kosteneffectief door kunnen gaan met versterkingen. Ik zie tal van voorbeelden waarbij niet wordt nagedacht over de verdere toekomst. Wie dan leeft die dan zorgt lijkt het uitgangspunt van de politieke bestuurders.

De suggestie van het eventueel aanpassen van de normen is helemaal het kind met het badwater weggooien. 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 164: GELEZEN BOEKEN EN VOORBEELDEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

| 24-11-2018 | 11.00 uur |


 

OVER WATER – 164: GELEZEN BOEKEN EN VOORBEELDEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

Recent heb ik de hand kunnen leggen op een drietal RIZA boeken, waarvan twee alle onderzoeken bevatten “naar den toestand van openbare wateren” in Nederland in de jaren 1931 tot en met 1937. Ze bevatten een schat van informatie, ook over het werkgebied waarvoor ik een bijzondere aandacht heb: het huidige waterschap Brabantse Delta.

Enkele voorbeelden uit het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta:
– In 1931 vroeg het gemeentebestuur van Dongen aan het RIZA advies over het lozen door een aantal haardrogerijen van afvalwater en de gevolgen voor de slibbanken in de rivier de Donge en over de lozingen van een lijmfabriek die kalkslib loosde met als gevolg de naderende afsluiting van een “ganschen Donge-arm” met kalkslib. Het RIZA advies pleitte voor reiniging van zwevende stoffen alvorens over te gaan tot toelating tot het aan te leggen centrale gemeentelijke afvoer. Het werd een bezinktank (Dortmund-type) met de verplichting tot het neutraliseren van zure afvalvloeistoffen. In 1931 was Dongen hiermee een voorloper.
– In 1932 vroeg het gemeente bestuur van Halsteren, na klachten van bewoners uit de Theodorus-polder, advies aan het RIZA over een eventuele rioolwaterzuivering. De Gezondheidscommissie, gezeteld te Bergen op Zoom, had een “septic-tank van grooten inhoud” geadviseerd. Het RIZA vond een septic-tank niet het juiste advies. Zij adviseerde “Emscher-brunnen” een mechanisch proces met uiteindelijk een gistingsproces. Uiteindelijk besloot het gemeente bestuur van Halsteren een krediet beschikbaar te stellen en het RIZA te vragen een plan te maken. De toenmalige gemeente Halsteren was bereid de problemen echt aan te pakken en ging daarmee veel verder dan de Gezondheidscommissie uit Bergen op Zoom nodig vond.     
– In 1933 bracht het RIZA op verzoek van de gemeente Dongen advies uit over de verlening van een Hinderwetaanpassing ten aanzien van een haarwasscherij “strekkende tot terughouding uit het afvalwater van zand en kalkdelen vóór de loozing in de Donge.”
– In 1933 passeerde ook een verzoek van de gemeente Teteringen voor de aanleg van een riolering naar en lozing op de Mark via het Gallooische Gat welke ook afvalwater van de Hero-fabrieken zou afvoeren. Dit bleek niet de goedkeuring van de Mark-Commissie te hebben. De Minister van Sociale Zaken werd geadviseerd aan de eventuele vergunning voorwaarden te verbinden die er toe zou leiden “dat te zijner tijd de door de Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat in de Directie Noord-Brabant noodig geachte zuivering van het rioolwater onverwijld kan worden gevorderd.” Het gemeentebestuur van Teteringen trok snel de aanvraag in. Formeel wegens de “moeilijkheden met een spoorwegkruising.” De moderne tijd liet, rond Breda, nog even op zich wachten.
– In 1933 werd ook door het RIZA het plan gemaakt voor de gemeente Halsteren “voor de behandeling van afvalwater in een inrichting, bestaande uit een overstortputje, een zandvang en een bezinkinrichting, gecombineerd met een gistingskelder voor het afgescheiden slib; deze laatste volgens het Emscher-brunnen principe.” De kosten exclusief grondaankoop werden begroot op 4200 gulden. Halsteren liep in 1933 duidelijk voor op de gemeenten Teteringen en Breda!
In een volgende Over Water nog meer voorbeelden uit de ‘oude doos’.

Het derde boek was “Niet bang voor water” over 75 jaar RIZA en 1500 Rizanezen, uitgeven in 1995. Voor een ‘overheidsboek’ een verrassend boek met veel mooie elementen zoals: foto’s, gedichten en zelfs illustraties die bij een enkeling de wenkbrauwen kan doen oplichten zoals die bij het gedicht “De Watervrouw”.  Het lezen waard. Mijn eindverzuchting: als ik dit allemaal in 1965 had geweten had ik er wel willen werken. 

Ook gelezen: “Waterwerk, het maritiem bedrijf als moeder van de welvaart” Een Teleac cursus uit 2000. Het boek geeft een prachtig inzicht over hoe havens, scheepvaart, scheepsbouw en waterbouw door de eeuwen heen voor Nederland belangrijke pijlers van  onze economie zijn.

Ook nu vraag ik aandacht voor de waterschapsverkiezingen in maart 2018. Ons Water doet in het waterschap Brabantse Delta weer mee. We hebben een puike lijst met kandidaten met vele jaren ervaring in het waterschapsbestuur. We kunnen echter alle steun gebruiken om deze verkiezingen voor ons weer tot een succes te maken. Interesse? Bekijk dan eens ons programma of lees eens wat wij de afgelopen jaren wekelijks Over Water hebben gepubliceerd. Ook u kunt ons steunen door op onze lijst te gaan staan en voor ons wat stemmen te sprokkelen. Dat kost u niets en u helpt ons te blijven bouwen aan een veilige toekomst van West-Brabant. Ik krijg graag van u bericht via [email protected]

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 163: DE WATERSCHAPSVERKIEZINGEN EN BOEKEN OVER GEBIEDSONTWIKKELING

 

| 17-11-2018 | 9.30 uur |


 

OVER WATER – 163: DE WATERSCHAPSVERKIEZINGEN EN BOEKEN OVER GEBIEDSONTWIKKELING

 

In maart 2019 zijn er waterschapsverkiezingen. Ons Water doet in het waterschap Brabantse Delta weer mee. We hebben een puike lijst met kandidaten met vele jaren ervaring in het waterschapsbestuur. We kunnen echter alle steun gebruiken om deze verkiezingen voor ons weer tot een succes te maken. Interesse? Bekijk dan eens ons programma of lees eens wat wij de afgelopen jaren wekelijks Over Water hebben gepubliceerd. Ook u kunt ons steunen door op onze lijst te gaan staan en voor ons wat stemmen te sprokkelen. Dat kost u niets en u helpt ons te blijven bouwen aan een veilige toekomst van West-Brabant. Ik krijg graag van u bericht via [email protected]

Gelezen boeken over gebiedsontwikkeling
Voor de komende 50 jaar zal waterbeheer en gebiedsontwikkelingsprojecten hand in hand moeten gaan. Ons Water verdiept zich daarom in dit thema door kennis te nemen en te leren van de goede voorbeelden.

“Waterfronten in Nederland” met foto’s van Esther van Leeuwen en Rink Torn en teksten van Peter Nijhof, uitgeven door Stichting Uitgeverij DuoDuo in 1996. Het boek is een mooi fotoboek van waterfronten langs de grote rivieren, de Noordzee en het IJsselmeer. Waterfronten langs kleinere wateren komen in het boek niet voor. Dat vind ik jammer want juist in het kader van nieuwe gebiedsontwikkelingen kunnen dat mooie voorbeelden zijn. Willemstad aan het Hollands Diep (zicht op de Benedenkade) is de enige foto van binnen het gebied van het waterschap Brabantse Delta (WBD).

“Belvedere.nu” met als subtitel “Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling” is een uitgave in 2009 van uitgeverij Matrijs in samenwerking met het Projectbureau Belvedere. Een boek waarin tal van projecten zijn beschreven. Echter slechts één die voor een deel betrekking heeft op het werkgebied van het WBD. Ontwerpatelier Brabantstad (Brabantstad Mozaïek Metropool).
Een leerzaam boek.

“Nederland Bovenwater” met als subtitel “praktijkboek gebiedsontwikkeling”. De schrijvers waren Peter van Rooy, Ab van Luin en Emile Dil, uitgeven in 2006 onder verantwoordelijkheid van Habiforum, NIROV en VROM. Het boek bevat twaalf praktijkprojecten, waarvan ik er met twee te maken heb gehad. Als dagelijks bestuurder/portefeuillehouder was ik nauw betrokken bij de realisering van het Ruimte voor de Rivier project Overdiepse Polder. Een project dat in nauwe samenwerking tussen bewoners en overheden is ontwikkeld en tot uitvoering is gekomen. Terugkijkend kan ik constateren dat het project op tijd en ruim binnen budget is gerealiseerd en dat de oorspronkelijk bergingsdoelen vrijwel zijn gerealiseerd. Neveneffecten zijn er ook. Recreatieve- en milieudoelstellingen zijn meegenomen en de landbouwbedrijven zijn nu ook toekomstbestendiger geworden. Kortom: de samenwerking tussen burgers, bedrijven en overheden heeft gewerkt. Ik voel mij nog steeds betrokken bij de Overdiepse Polder en als ik over de A59 rij maak ik met regelmaat een lusje om even te kijken hoe de polder er nu bijligt.

Het andere project dat in “Nederland Bovenwater” vermeld staat: de Bergse Haven roept bij mij heel andere gevoelens op. Als raadslid was ik van het begin af buitengewoon kritisch ten aanzien van de financiering van het project. Al is een plan nog zo mooi het moet wel betaalbaar zijn. Als ik, terugkijkend de teksten uit 2006 lees, voel ik vooral walging over zoveel zelfgenoegzaamheid. “Ontwerpen als procesvaardigheid is het thema binnen het project Bergse Haven. Het ontwerp en de ontwerpers hebben inderdaad een rol van betekenis gehad in het proces, maar meer nog is Bergse Haven leerzaam vanuit het ontwerp van het proces. Dat proces is onderscheidend doordat het snelheid had en betrokkenheid en enthousiasme koesterde. Maar ook door de wijze waarop de verschillende overheden betrokken waren en worden en door de intelligente inschakeling van marktpartijen. Elke partij deed waar hij het best in was en het dynamische ontwerp van dan proces is de kunst van Bergse Haven.” De kop boven het hoofdstuk dat ging over de Bergse Haven was: “Samen Uit Samen Thuis.”

Wat was de werkelijkheid? Dat zodra het financieel uit de hand liep en de verliezen snel opliepen niemand meer thuis was. De landelijke, noch de provinciale overheid waren niet meer beschikbaar om de verliezen, die al snel vele tientallen miljoenen bedroegen, mede te dekken. De ‘intelligent’ ingeschakelde marktpartijen maakten dankbaar gebruik van het ‘dynamische ontwerp’ om wel snel de winstgevende elementen te realiseren, maar gaven niet thuis toen de financiering uit de hand liep. De verliezen waren voor de gemeente. Van ‘samen uit, samen thuis’ was geen sprake. Achteraf bezien was het project Bergse Haven zeker geen succesproject wat in een praktijkboek gebiedsontwikkeling thuis hoort. Mijn conclusie Nederland is misschien wel Bovenwater, Bergen op Zoom financieel zeker niet!

Op de openingspagina van het boek staat een citaat van Confucius:  “Vertrouwen is het beste medicijn tegen complexiteit”. Confucius was een intelligent mens. Maar mijn werkelijkheid als Bergs raadslid heeft mij toch geleerd dat als zaken te complex worden en de belangen te veel verweven, wantrouwen gerechtvaardigd kan zijn. 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 162: KENNISCONGRES OOSTERSCHELDE 

 

| 10-11-2018 | 17.00 uur |


 

OVER WATER – 162: KENNISCONGRES OOSTERSCHELDE 

Afgelopen maand was het “KennisCongres Oosterschelde” in het Ir Topshuis te Vrouwenpolder. Alleen al het gebouw is voor mij bijzonder. Het is één van de RWS gebouwen in Nederland waar het gebeurt. Vanuit dit gebouw wordt het waterbeheer van de grote wateren en de waterveiligheid van de Delta geregeld. Al bij de betreding van de centrale hal word je al trots bij het waterbeheer betrokken te zijn. Het ” EAU YEAH! Bring in the Dutch EAU YEAH! ” springt je tegemoet.

Het congres was bedoeld om samen met belanghebbenden, deskundigen en bestuurders na te denken over de toekomst van de Oosterschelde. Nu helder wordt dat de stormvloedkering, mede door de verwachte klimaatveranderingen en de zeespiegelstijging, niet de levensduur zal hebben die de ontwerpers voor ogen hadden, is het tijd om in een vroeg stadium na te gaan denken over de toekomst van het gebied met de Oosterschelde als stralend middelpunt. Het eerste wat mij aan de congresgangers opviel, is de bijna totale afwezigheid van West-Brabanders. Alsof West-Brabant geen belang heeft bij de toekomst van dit deel van onze regio.

De eerste spreker was Prof. Dr. Sybren Drijfhout van de universiteiten Utrecht en Southampton en verbonden aan het KNMI. Hij is een toponderzoeker op het gebied van de klimaatdynamica. Voor mij was zijn kern statement “hoelang zijn Holland en Zeeland nog houdbaar?”.

Daarna was de beurt aan Prof. Dr. Peter Herman van de TU Delft en Deltaris. Hij sprak als ecoloog over de veiligheid en veerkracht van de Oosterschelde en de Delta in historisch perspectief. Belangrijke wenselijkheden van zijn lezing en van de discussie daarna waren: een integrale oplossing met een breed draagvlak, respecteer en aanvaard dat de natuur, in bouwen met de natuur, een eigen tempo heeft en kweek een urgentiegevoel. Voor mij het meest aansprekend was zijn kwalificering van buitendijks bouwen: ” kruipverrommeling “.

De derde spreker was Prof. Ir. Adriaan Geuze van de Wageningen Universiteit. Deze landschapsarchitect slingerde tal van uitdagende scenario’s de zaal in. Prachtige vergezichten. Maar ook het pleidooi om ze mogelijk te houden. “Wij hebben meer zand dan Egypte”. Honderden meters dikke pakketten zand op ons deel van de Noordzee. Wat doen ze in Den Haag? Ze leggen er ongecontroleerd leidingen in en plaatsen er windmolens op. Nu kunnen we er relatief eenvoudig eilanden van aanleggen of de keringen of duinen er mee versterken. Dat was de globale inhoud van zijn betoog. De discussie na zijn bijdrage richtte zich op de vele scenario’s en vooral op riviersediment. Hoe krijgen we dat rijke sediment uit de grote rivieren weer in de Oosterschelde?

Algemeen bleek de behoefte aan meer onderzoek en de wenselijkheid te komen tot scenario ontwikkeling. Een soort van Delta Dienst 2.0. Het instituut van de Delta Commissaris en het Delta programma werden meer geduid als politiek/bestuurlijke organen en niet als wetenschappelijk instituten, die in vrijheid gedachten ontwikkelen voor de toekomst van de Delta. Wie ontwikkelt de kennis van de hydrologische systemen van de toekomst?

In de middag waren er sessies met als thema’s: veiligheid (keringen en sediment), voeding & natuur, beleving (onder en boven water) en energietransitie & landschap. Ik bezocht de sessie over veiligheid. Veel kwam voorbij, allerlei gedachten borrelden op. Ir Frank Spaargaren stelde dat er al 130 jaar geen riviersediment de Oosterschelde bereikte. Mijn conclusies: misschien zijn er zaken als doorgraving van de Philipsdam of herstel van de verbinding met de Westerschelde die door de aanleg van de spoordijk ‘definitief’ werd afgesloten, in de toekomst te overdenken. Bij circa 10 verschillende scenario’s waren er zeker belangen van Bergen op Zoom en West-Brabant aan de orde. Het is dan ook jammer dat er, naar mijn waarneming, buiten mij, geen bestuurders of ambtenaren uit die regio aanwezig waren. Jammer, een gemiste kans om kennis op te doen en om mee te denken over een gebied dat ook voor West-Brabant van groot belang kan zijn en voor de verre toekomst tal van kansen kan bieden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 161: IS UITSTEL NU EINDELIJK AFSTEL? (HOERA!?)

 

| 03-11-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 161: IS UITSTEL NU EINDELIJK AFSTEL? (HOERA!?)

 

De kogel lijkt door de kerk. De kop in BNdeStem was “het Volkerak-water wordt (nog) niet zout”. “Zeker tot 2031 is er geen geld voor”. Op het Kennis Congres Oosterschelde sprak ik afgelopen week diverse ‘belanghebbenden’, zoals mensen van Rijkswaterstaat, Zeeuwse bestuurders en vertegenwoordigers van natuur- en cultuurorganisaties. Ik kreeg zelfs een enkele felicitatie. Hun bijna algemene opinie was: het zijn nu nog achterhoede schermutselingen met losse flodders om de gezichten te redden. Ik wil niet te vroeg juichen. Maar ik heb met mijn ruim 15 jaar lange strijd tegen de verzilting wel wat punten gescoord. Het Volkerak-Zoommeer dossier op mijn website en op de website van Ons Water kent 77 bijdragen, meer dan 70 van mijn hand.

Mijn eerste bijdrage aan dat dossier was in het debat in de Staten van Noord-Brabant in juni 2003 bij de bespreking van de Integrale visie deltawateren. Voor het eerst in 12 jaar statenwerk had ik mijn bijdrage op papier gezet. In mijn laatste Staten vergadering wilde ik een statement maken en niets vergeten. Want ik beschouwde het onderwerp als van uiterst belang voor de toekomst van mijn gemeente en regio. Ik stond toen alleen. Geen andere fractie steunde mij. Van de natuur- en cultuurorganisaties kreeg ik het verwijt dat ik er ‘niets van begreep’. Een enkeling verklaarde mij gek en een notoire dwarsketel. Maar in de daarop volgende 15 jaar kreeg ik steeds meer medestanders. Ook steeds meer mensen die actief waren in de milieubeweging gingen erkennen dat ik een aantal goede argumenten had. Mogelijk heeft de droge zomer van 2018 er nog een aantal over de streep gehaald, waardoor de prioriteiten steeds meer verschoven en men het eminente belang van de in omvang tweede zoetwater voorraad in Nederland steeds meer gaat inzien. Het is jammer dat 15 jaar discussie nodig was om meer neuzen de goede kant uit te krijgen. 15 jaar dat er niet adequaat is omgegaan met het waterbeheer. Veel onderhoud aan sluizen en waterwerken zijn uitgesteld, met een sluipende verzilting als gevolg. Ook veel beleid van provincies, gemeenten en waterschappen is niet optimaal gericht geweest op de met zoet water te behalen doelstellingen, want men dacht dat het Volkerak-Zoommeer systeem zout zou worden. Er is veel tijd en geld verspild. Kansen niet gegrepen. Het wordt tijd dat politici meer gericht op de langere termijn gaan denken en gaan beseffen dat ‘bouwen met de natuur’ een andere tijdshorizon kent dan de door mensen gewenste. De natuur ken haar eigen tempo en dat zullen wij mensen meer moeten gaan beseffen. Ik wil niet victorie kraaien. Want politici doen veel naar de waan van de dag. Twee warme-natte zomers en hun wereld is weer een andere. Ik ben voorlopig blij met het uitstel dat volgens vele ‘belanghebbenden’ afstel is. Ik hoop wel dat de betrokken provincies, waterschappen en gemeenten zich nu realiseren dat men rekening moet gaan houden met zoet blijven. Ook een zoet Volkerak-Zoommeer heeft een aantal rijke potenties. Ga ze gebruiken en begin met het achterstallig onderhoud snel in te halen. De natuur zal ons dan in haar eigen tempo belonen.         

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 160: WIE IS VERANTWOORDELIJK?

 

| 27-10-2018 | 10.30 uur |


 

OVER WATER – 160: WIE IS VERANTWOORDELIJK?

 

Op zaterdag 20 oktober stond er een Interview in de NRC met de oprichters van “The great bubble barrier” met de kop “Wie is verantwoordelijk voor plastic in de rivieren?”. De kop werpt een terechte vraag op. Drie dames spraken en dachten in een kroeg in Amsterdam na over het probleem van de plasticsoep in de oceanen en kwamen op het idee van een bellenscherm. Niet zo gek als je bedenkt dat een dergelijke scherm ook werkt tegen zout indringing. Met hun idee wonnen ze 500.000 euro bij de Green Challenge (een duurzaamheidsprijs van de Postcode Loterij). 

De opgeworpen vraag heeft een groter bereik dan de rivieren en kanalen. Ook als waterschapbestuurder krijg ik met regelmaat het gevoel dat ‘niemand’ zich verantwoordelijk voelt voor het probleem. Wat als gemeenten of bedrijven het plastic samen met de afgevallen bladeren in de wegbermsloot blazen? Dan plotseling schijnt het waterschap of een aanliggende boer de verantwoordelijkheid (in de vorm van ontvangstplicht)  te moeten dragen. Wat te denken van alle plastic troep dat voor een stuw of gemaalrooster zich ophoopt?
Volgens het artikel blijkt ook dat Rijkswaterstaat zich niet verantwoordelijk voelt. “Geen budget”, dus klaarblijkelijk geen taak. Laat maar in de zee stromen schijnt de gedachte te zijn. We gaan, zo lijkt het,  eeuwen terug toen ook niemand zich verantwoordelijk voelde voor wat in de ‘open riolen’ verdween en uiteindelijk in de zee terecht kwam. Gemeenten hebben budgetten voor zwerfafval. Hoe ze die taak oppakken is echter niet aan landelijke normen onderhevig. Wie is verantwoordelijk en wie pakt het op? Het is goed dat er initiatieven zijn om de oceanen op te ruimen. Maar het is veel kosten effectiever als er voorkomen wordt dat het plastic de zeeën en oceanen bereikt. Het idee blijkt niet alleen relatief simpel, het blijkt te werken, zo heeft een proef met onder andere de medewerking van Rijkswaterstaat in de IJssel bij Kampen uitgewezen. Het bellenscherm blijkt geen probleem voor vissen en geen probleem voor de scheepvaart. Nu nog partijen die zich verantwoordelijk gaan voelen. 

Gelezen
“NAT & DROOG” met als subtitel “Nederland met andere ogen bekeken”. Een boek uitgegeven door Architectura & Natura omdat het op 27 maart 1998 twee honderd jaar geleden was dat door het ‘vertegenwoordigend lighaam des Bataafschen volk’ Rijkswaterstaat werd ingesteld. Een boek dat helder maakt waarom er nauwelijks Nederlanders zijn die wakker liggen vanwege het gevaar van het water. Wij vinden ‘droge voeten’ immers heel gewoon. Bezoekers van dit land kijken daar heel anders tegen aan en verbazen zich er over dat een compleet volk zijn vertrouwen geeft aan de beheerders van het water. Raar? Niet echt. Rijkswaterstaat en de waterschappen waken over ons. “NAT & DROOG” laat zien hoe het zover gekomen is. Hoewel het boek 20 jaar geleden is uitgegeven, is het in mijn ogen nog steeds actueel. 

“Klimaat in Beweging” geschreven door meteoroloog en weerman Harry Otten en uitgegeven in 2006 door Tirion uitgevers BV. Verbijsterend hoe snel de in het boek aangegeven trends bewaarheid worden.

Louis van der Kallen