| OVER WATER 184: PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS) |
Louis van der Kallen
| OVER WATER 184: PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS) |
Louis van der Kallen
| 07-04-2019 | 17.45 uur |
OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE…
“DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE”
Deze week stond in de Dagelijkse Nieuwsbrief van Binnenlands Bestuur een column van Piet van Mourik met de uitdagende titel “Democratisch waterschap is farce”. Piet van Mourik is directeur van de Stichting De regisserende Gemeente en afgestudeerd in sociale geografie, planologie en in organisatie- en bestuurskunde. De auteur maakt gehakt van de bestuurssamenstelling van de waterschappen en vraagt zich ‘honderd jaar na invoering van het algemeen kiesrecht’ af of een waterschap wel een democratisch gestuurd orgaan is? Hij noemt de geborgde zetels een “verkapt censuskiesrecht uit een vervlogen verleden”. Hij ziet onomkeerbare patronen in de samenleving zich af tekenen. ‘Waar snel en vrij surfende professionals zich ontwikkelen tot netwerken van deskundigen’. Hij ziet een ‘klein clubje boeren met onvervreemdbare rechten en oppert de vraag of het aantal geborgde zetels moet blijven’. Zijn conclusie: “In het licht van de maatschappelijke machtsverschuiving moet Provinciale Staten aan de bak om de democratische balans te herstellen. Zij zijn immers de instantie dat over de uiteindelijke hoeveelheid geborgde zetels gaat. En omdat provincies ook nog de ruimtelijke inrichting van gemeenten bepalen, geldt afdoen met ‘er is geen liberaal of socialistisch waterbeheer’ als nepnieuws”. Hij ziet de maatschappelijke veranderingen (de tijdgeest) “als gruwel voor de boeren maar topic voor de komende provinciale agenda”.
Soms verbaas ik mij over mensen als de heer van Mourik. In zijn column onderschrijft hij dat waterschappen “op het gebied van kennis van watertechniek en doorrekeningen wereldwijd op ongekende hoogte staan”. Ik denk dan, waarom beseft hij niet hoe waterschappen daar zijn gekomen? Andere Nederlandse decentrale overheden staan met hun kennis zeker niet wereldwijd op ongekende hoogte. Samenwerken doen ze wel maar niet of nauwelijks op technisch gebied op de taken die zij uitvoeren. De waterschappen werken al vele jaren samen in STOWA verband om hun kennis te vergroten en breder te verspreiden. Gemeenten en provincies hebben niet zo’n kenniscentrum. Waterschappen hebben in het verleden geleerd vele jaren vooruit te denken. Iets wat politiek gedreven gemeenten en provincies hebben verleerd. De waan van de dag is daar vaak bepalend. Dat kennisniveau en kennisimago van de waterschappen werd al opgebouwd toen dat nog ‘Boerenrepublieken’ waren geleid door besturen die zonder politieke binding op persoonlijke titel en deskundigheid gekozen werden. Sinds 1993 heb ik (als stadsjongen en geen boer) bij 9 verschillende waterschappen in besturen gezeten. Van Domburg tot Winterswijk, in echte ‘Boerenrepublieken’ tot waterschappen waar de ingezetenen de dienst uitmaakten, heb ik ervaringen opgedaan. Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden. Ik heb ook mogen functieneren op Unie niveau. Mijn constatering is, als lid van een ingezetene fractie, dat het kennisniveau van de Dagelijks bestuursleden afkomstig uit de geborgde zetels gemiddeld aanzienlijk hoger lag dan van de DB leden afkomstig uit de ingezetenen. Ik zie ook in mijn eigen waterschap de neergang in kennis en een oprukkende korte termijn gerichtheid bij de meeste ingezetenen fracties. Ik ben bang dat als de geborgde zetels afgeschaft zouden worden de bestuurlijke kennisafbraak versneld door zal gaan. En uiteindelijk de waterschappen ondergebracht zullen worden bij de provincies of onder een rijksdienst. Wat dat zal betekenen voor Nederland als wereldwijde kennisbron voor waterbeheer laat zich raden. Ik denk daar vermoedelijk heel anders over dan de heer van Mourik.
ZE…
De afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Twee inhoudelijke onderhandelingsronden en een één-op-één gesprek met de informateur/formateur Huub Hieltjes. Impressies/gedachten over de eerste onderhandelingsronde zijn te lezen in het artikel “Heroverwegen”, waarin mijn eerste opmerking was: “Ik werd er niet blij van”. Ook de tweede onderhandelingsronde was voor mij weinig vreugdevol.
Mijn droevige constatering is dat sommige partijen nog steeds denken dat er verkiezingen zijn, waarbij in de ‘moderne tijd’ van alles geroepen wordt zonder stil te hoeven staan bij de realiteit van alle dag. Je kan dan als VVD nog steeds ervan uitgaan dat je programma haalbaar is. Te vinden in het Verkiezingsprogramma VVD Waterschap Brabantse Delta: “We vinden dat het streven moet zijn de waterschapsbelasting niet te laten stijgen. Indien dit vanwege de veiligheid niet mogelijk is, mogen de lasten voor inwoners en bedrijven maximaal met de inflatiecorrectie worden verhoogd.”
De absolute noodzaak om bepaalde zaken echt aan te pakken zou voor iedereen helder moeten zijn. En dat gaat over meer dan alleen de veiligheid. Denk dan aan klimaatadaptatie (inclusief de samenwerking met gemeenten (stedelijk- en buitengebied), waterberging, robuust watersysteem, hittestress, verdroging, enz.), de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW, de investeringsachterstand van de waterzuiveringen, baggeren en een voortvarende aanpak van eventuele dijkverbeteringen zodat de doelstellingen ruim voor 2050 dus tijdig gehaald worden. Kernpunt van een nieuw bestuursakkoord zou moeten zijn dingen goed te doen.
Er zijn partijen die iedere verhoging van de tarieven afwijzen en er is de verkiezingswinnaar die normaliter de inspirerend leider van een nieuwe coalitie zou moeten zijn die tariefsverhogingen alleen omwille van de veiligheid accepteert. Voor het VVD denken is dat mogelijk haalbaar als je uitgaat van ‘we doen alleen de kerntaken binnen de bestaande wettelijke normen’. Feitelijk ben je dan uitsluitend uitvoerend en is het waterschap klaar om opgeheven te worden en toegevoegd te worden aan een ministerie als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. Als je zelf geen beleid maakt, heb je ook geen politiek bestuur meer nodig. Dat is vast meer passend in het Haagse partijkartel-denken. Voorbijgaan aan de nieuwe uitdagingen is buitengewoon kortzichtig. Als er feitelijk geen ander programma is dan het beperken van de kosten en je als bestuurder pas hoeft na te denken als er wettelijke normen zijn, hoef je over de ontwikkelingen in de maatschappij niet na te denken, laat staan daar beleid op te ontwikkelen. Waarom zou je nadenken over de uitdagingen die het klimaat je stelt? Wacht maar tot de normen er zijn en als je programma je beperkt tot veiligheid, dan hoef je zelfs met die nieuwe normen niet snel in actie te komen want de normen schrijven bijvoorbeeld voor dat de dijken naar de huidige normen pas in 2050 op orde hoeven te zijn. Al die andere opgaven kunnen dus uitgesteld worden!
Buiten het ‘geld’ was er nog een andere ontnuchtering. Een klein werkgroepje kwam met de volgende definitie van innovatie: “Innovatie als bewezen applicatie van buiten onze organisatie, inclusief sociale innovatie. Innovatie is alleen datgene wat de werking heeft bewezen (in Nederland of daarbuiten)”. Dit is innovatie op zijn Chinees: kopiëren! Dit is zelfs een ontkenning van de creativiteit van de eigen organisatie. Het is zelfs een verbod op de uitvoering van eigen ideeën.
Wat ik persoonlijk nog erger vind is het freerider-gedrag dat uit de tekst spreekt. Toen ik de presentatrice van de stelling (VVD) daar op aansprak, kwam het antwoord: ‘ik ben een bestuurder van de Brabantse Delta niet van de rest van Nederland’. Dit bepleitte freerider-gedrag van een overheid is, in mijn ogen, asociaal gedrag. Een bestuurder van een waterschap onwaardig. Ik kreeg dezelfde gevoelens van afkeer als ten tijde van de cross border lease besluiten toen de Amerikaanse belastingbetalers mee gingen betalen aan onze investeringen mede ten bate van Amerikaanse financiële instellingen. Voor mij niet acceptabel en moreel verwerpelijk. Ik stemde toen ook tegen. Kan ik hier een collegiaal bestuur mee vormen?
In het één op één gesprek met de informateur/formateur kreeg ik de vraag welke coalitiecombinaties Ons Water wenselijk achtte? Een combinatie met de VVD was, gezien het voorgaande, niet de eerste keuze, terwijl de VVD wel de grootste was bij de verkiezingen en ik graag de wensen van de kiezers respecteer. De afgelopen jaren hebben Ons Water en ik goed kunnen samenwerken met de VVD. Maar de tijd en de opgaven waren anders. Bij de start in 2009 was er een ernstige crisis. Burgers en bedrijven stonden in de overlevingsstand. Het waterschap investeerde bijna jaarlijks minder dan de begroting mogelijk maakte. Kortom: alle reden om de tarieven laag te houden en de sinaasappel (het waterschap) in de sapcentrifuge te leggen. Maar op een bepaald moment is iedere druppel er wel uit en wordt het een organisatie die zaken gaat uitstellen die niet uitstelbaar zouden moeten zijn. Als voorbeeld de uitgestelde investeringen in de rioolwaterzuiveringen. Maar wat ik bijna nog erger vind is het (bestuurlijke)gedrag waar het toe heeft geleid. Als voorbeeld het project: “Sloten, oevers en dijken op orde” waarbij het waterschap keurovertredingen aanpakte. Duizenden burgers en bedrijven werden aangepakt. Soms moesten bomen en beplantingen wijken die er al tientallen jaren stonden. Op zich was dat goed. Want gezien de soms extreme buien moet de doorstroming gegarandeerd worden. Maar, hoe zit het met ons eigen gedrag? Het waterschap heeft al jaren een oplopende achterstand van te baggeren wateren. Hoezo keur? Hoezo vastgelegd profiel? Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu is het echt tijd de opgaven van nu aan te pakken. En ja dat kost geld. En als wij ‘de waterautoriteit’ willen zijn moeten we daar inhoud aan geven. Ook in samenwerkingsverbanden met gemeenten moet het eerst gaan om de inhoud daarna pas over het geld en wie wat betaalt en waarom. Als het andersom wordt, komt er niets van de grond en worden zaken uitgesteld.
Er komt vast een goed en doortimmerd bestuursakkoord met prachtige, door de afdeling voorlichting geformuleerde, volzinnen waar je niet tegen kan zijn. Maar dat is slechts papier en/of het bevindt zich in de digitale cloud een wereld vol van mooie dromen, waar vermoedelijk zelfs 50plus (de partij die tegen iedere verhoging is van de tarieven) voor zal zijn. Voor mij zal dat het teken zijn tegen te stemmen. Ik wil als nabij de Kuip geborene geen woorden maar daden zien. Ik begrijp dat er partijen zijn die een kleinere overheid willen. Maar overheden tot anorexia patiënt bezuinigen mag niet het doel zijn, want dan zal uiteindelijk de dienstverlening steeds meer gevaar lopen en er onder lijden.
Ook in het samenwerkingsverband Ons Water/West-Brabant Waterbreed zijn er reserves bij een eventuele verandering van de samenstelling van het DB. ‘Men weet wel wat men heeft en niet helemaal wat men krijgt’. Ik begrijp die terughoudendheid. Maar juist landbouwers weten wat een goede dienstverlening en een goed functionerend waterschap voor hen en hun bedrijfsvoering betekenen. Zowel mijn boeren als de fractie ongebouwd weten hoe goed het koppel VVD/bedrijven in het DB de voorbije jaren is geweest in het vooruitschuiven van noodzakelijke uitgaven. Gaan we dat weer vier jaar accepteren, vanwege het geld? Of kiezen we voor een waterschap dat haar taken blijvend goed uitvoert en zich voorbereid op de klimaatsveranderingen, die iedereen kan waarnemen, en houden wij West-Brabant geschikt voor goed boeren, goed werken en goed leven!
Als wij willen dat verkiezingen er toe doen, dat gemaakte plannen er toe doen, dan is het niet vanzelfsprekend dat de uitkomst van deze verkiezing, ruim tien jaar na de eerste van dit waterschap, er toe leidt dat alles jaar na jaar bij het oude blijft onder het motto: Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.
Louis van der Kallen
| 02-04-2019 | 18.15 uur |
OVER WATER 177: HEROVERWEGEN
Maandagavond (1 april) was de eerste ‘inhoudelijke’ ronde, die zou moeten leiden tot een bestuursakkoord. Ik werd er niet blij van. Als je in bestuurlijk Nederland al lang meedraait, zie je tendensen die anderen niet zien. Simpelweg omdat ze die ervaringen niet hebben en dus vaak niet weten hoe de geschiedenis tot stand is gekomen. Ook zie je parallellen die anderen niet zien. Als voorbeeld de systematische uitholling van de Kamers van Koophandel, die uiteindelijk leidde tot de opheffing van de zelfstandige Regionale Kamers van Koophandel en de instelling in november 2014 van een Centrale Kamer van Koophandel als zelfstandig bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd word door de minister van Economische Zaken. Toen ik in 1993 toetrad tot het bestuur van de Kamer van Koophandel West-Brabant was dat een KvK die, samen met werkgevers- en werknemersorganisaties en gemeenten, economische beleid en projecten ontwikkelde voor de regio. Ik maakte enige tijd deel uit van het Dagelijks Bestuur en was plv-voorzitter en lid van de commissie toerisme en recreatie. Die commissie onderzocht en stimuleerde de toeristische/recreatieve sector van West-Brabant. Van de commissie waren tal van recreatieondernemers lid. Het was een tijd waarin samenwerkingsverbanden en projecten tot stand kwamen waarin de KvK een rol vervulde als smeerolie. En toen kwam de focus op kerntaken en de tarieven! Economische beleid en ontwikkeling waren geen kerntaak en de tarieven moesten omlaag. Hoewel het om zeer bescheiden bedragen ging werd alles gefocust op verlaging van de jaarlijkse bijdrage. Gevolg: de KvK werd uiteindelijk alleen nog maar een administrateur. De regionale economische rol werd geleidelijk uitgekleed en afgebouwd. De economische deskundigheid en de daarop gebaseerde smeerolierol verdween en daarmee de reden van bestaan. Feitelijk werden de KvK’s in 2014 genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister.
Waarom dit verhaal over de geschiedenis van KvK’s? Ik zie een parallel. De KvK’s hielden, net als de waterschappen, hun eigen broek op met een eigen heffingssysteem dat voor de volle honderd procent de kosten dekten. En geen politici aan het roer, maar belanghebbenden uit het bedrijfsleven (werkgevers en werknemers) uit de eigen regio. Dat paste niet in het partijkartel. Waterschappen houden ook al honderden jaren hun eigen broek op en hadden tot 2008 ook geen politici aan het roer, maar belanghebbenden die op eigen titel en deskundigheid waren gekozen. Sommige politici en partijen wensten de opheffing van de waterschappen. In November 2011 sprak zelfs een meerderheid van de Tweede Kamer zich daarvoor uit. De provincies konden het waterbeheer er wel bij doen. Een andere optie was omvorming van de waterschappen tot gedecentraliseerde rijksdiensten die rechtstreeks onder Rijkswaterstaat zouden vallen. Feitelijk de KvK variant. Met de politisering van de waterschappen werd in 2008 de eerste nagel in de toekomstige doodskist geslagen. Met de komst van politici begon de afbraak van de deskundigheid in de waterschapsbesturen en nu begin ik de alternatieven in de route naar de begraafplaats te zien. Focus op ‘kerntaken’ en geld. De inhoud wordt steeds meer ondergeschikt aan het geld.
Soms is er alle reden om te bezien wat de motivatie was om bij de staatsinrichting van Nederland als één van de weinige landen in de wereld zo iets in stand te houden als de waterschappen. Ze deden goed werk en hadden de bestuurlijke deskundigheid. Zelfs keizer Napoleon dacht er zo over toe hij het in 1798 opgerichte Bureau van de Waterstaat na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk (met uitzondering van Noord-Brabant) als 16e inspectie toegevoegde aan de Franse waterstaatsorganisatie. De waterschappen bleven! Later kwam daarbij het argument dat besluiten over zo iets fundamenteels als waterveiligheid en de kosten daarvan niet afgewogen zouden moeten worden ten opzichte andere overheidstaken. Met de komst van steeds meer politici neem ik het zelfde waar als wat gebeurde bij de KvK. Steeds meer discussies over geld en steeds minder over de inhoud. Een inhoud die bij waterschappen bij uitstek gaat over de lange termijn. Voor politici is het per definitie moeilijk om hun huidige kiezers te belasten met hogere tarieven voor zaken die vooral ten nutte komen van de kiezers van hun opvolgers. Dit geld in het bijzonder voor politici van een partij waarvan de achterban al hard op weg is de zes planken bestemming te bereiken. Maar ook bij politici van een zogenaamde bestuurlijke partij zie ik weinig realistische benadering van geen of weinig tariefverhogingen, terwijl de absolute noodzaak van bepaalde zaken zich onder hun neus opdringt. Klimaatadaptatie, dijkversterkingen, de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW , enz. De KRW-doelstellingen, die de Nederlandse regering en de voltallige Nederlandse delegatie in het toenmalige Europese parlement in 2001 aanvaardden, hadden in 2015 gerealiseerd moeten zijn. Er is uitstel verkregen uiterlijk tot 2027. Het zijn politici van dezelfde partijen die verplichtingen aangingen die nu, vanwege de kosten, op de rem trappen. Denken ze werkelijk dat de Zuid-Europese politici, die wij zo graag kapittelen, de kans laten liggen om ons boetes op te leggen. Een land met een overschot op de betalingsbalans van ruim 83 miljard en een begrotingsoverschot van 11 miljard vindt het te duur om aan de zelfopgelegde regels te gaan voldoen? Ze zullen lachend ons de kiezen uittrekken en wat graag die betweters uit Nederland forse boetes opleggen. Dan zijn we jaren ‘zuinig’ geweest en mogen de kiezers van na 2027 alsnog de kosten maken en de boetes van mogelijk tientallen miljoenen per waterschap betalen. 26 jaar de tijd om iets te bereiken en het nog niet voor elkaar krijgen. Dit is pas een ondermijning van je bestaansrecht. In Over Water 51 (2016) werd de onhaalbaarheid van de KRW-doelstellingen al aangetipt. Reken erop dat Zuid-Europese (water)ambtenaren met grote belangstelling lezen wat wij wel of niet doen en schrijven, en welke excuses (geld) we maken. Zelfs mijn brief uit 2005 werd een keer geciteerd met de conclusie: jullie wilden dit zelf, jullie dachten het te kunnen voor 2015, wat zeur je nu als bestuurder in een rijk land met ‘water expertise’?.
Over de aanpak van medicijnresten publiceerde Ons Water met regelmaat in 2015, in 2016 en in 2018. Er valt geen ontsnappen aan. Een ja, dat gaat meer geld kosten. Of veronachtzamen we de regelgeving en de volksgezondheid? Eens de reden om riolen aan te leggen en het rioolwater te gaan zuiveren.
Normaliter vind ik dat winners bij verkiezingen beloond moeten worden. Maar als een winnaar feitelijk steeds meer stappen zet richting het graf van een systeem dat goed is, moeten Ons Water en ik andere alternatieven overwegen. Ik heb het proces van de ondergang van de KvK’s meegemaakt. Toen herkende ik niet wat er gebeurde en wat de agenda was van de politici en wetgevers. Nu herken ik het wel. De politisering (2008), de focus op kerntaken, de focus op de tarieven, de focus op hoofdlijnen (want de kennis en interesse voor meer ontbreekt), de introductie van stemwijzers en de veralgemenisering van de stellingen (liegende en dromende politici), de DESTABILISERENDE unie voorstellen (CAB), tot de provinciale regelgeving toe, die feitelijk artikel 40 lid 1 van de waterwet (het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden) omzeilt en streeft naar beroepsbestuurders.
Toen ik op maandagavond in de eenzaamheid van mijn KA’tje naar huis reed dacht ik: werk ik hier aan mee of wordt het tijd voor andere bondgenoten? Het heroverwegen is begonnen. Want als het waterschap begraven wordt is dit land aan de ‘godenzonen’ van Den Haag overgeleverd en wie of wat ontvangt dan de hardste klappen?
Louis van der Kallen
Bergen op Zoom, 28 augustus 2018
Aan het Dagelijks Bestuur van het
Waterschap Brabantse Delta
Per e-mail
Betreft: Stand van zaken KRW doelen, kenmerk W 18005
Geacht dagelijks bestuur,
In januari 2016 is verschenen de beleidsstudie “Waterkwaliteit nu en in de toekomst met als subtitel eindrapport ex ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de Kaderrichtlijn Water” ( http://www.pbl.nl/publicaties/waterkwaliteit-nu-en-in-de-toekomst), uitgegeven door het Planbureau voor de Leefomgeving. De hoofdconclusie was: “Met de huidige plannen verbetert de waterkwaliteit in veel wateren wel, maar niet voldoende. Om de KRW-doelen te halen is extra inzet nodig van het Rijk, de waterbeheerders en agrariërs.” In voornoemde beleidsstudie zijn een aantal stoffen van opkomende zorg benoemd en de stand van zaken qua kennis en te noemen beleidsinitiatieven.
Geneesmiddelen: “EC komt met voorstel in 2017. NL: ketenakkoord ‘geneesmiddelen en milieu’ is in voorbereiding”.
Microplastics: “RIVM stelt in 2015 een review background document op. EU: Kaderrichtlijn Marien (KRM) NL: ketenakkoord ‘primaire microplastics in cosmetica’ Aanpak van microplastics wordt door NL (voorzitter van de EC 2016) op de agenda gezet.”
Nanodeeltjes: “Beleid ontbreekt. EC komt in 2015 met voorstel om de Europese Stoffenrichtlijn (REACH) aan te passen.”
In hoofdstuk 6 werden mogelijke beleidstrajecten naar 2021 aangegeven, zoals:
– Doelen aanpassen. “Een eerste stap kan zijn dat waterbeheerders de doelen aanpassen. ‘Doelaanpassing’ is een term uit de KRW en geldt voor waterlichamen waarvoor nieuwe (wetenschappelijke) inzichten zijn over de effecten van maatregelen. Waterbeheerders mogen de doelen aanpassen binnen de richtlijnen van de KRW (artikel 4.3) zonder dat daarbij een uitgebreide verantwoordingsprocedure hoeft te worden doorlopen.”
– Aanvullende maatregelen. “Als (na een eventuele doelaanpassing) de verwachting is dat het doel in 2027 nog steeds niet wordt gehaald, dient te worden gezocht naar mogelijkheden voor extra maatregelen. Om de ecologische doelen dichterbij te brengen, moeten de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen omlaag. Voor het verminderen van deze emissies is een combinatie van generiek bronbeleid en gebiedsgerichte maatregelen het meest geschikt. Dit vergt een verdergaande integratie van het mest- en gewasbeschermingsbeleid en het waterbeleid dan nu het geval is. De effectiviteit van maatregelen is afhankelijk van de regionale situatie. Daarom moeten waterbeheerders en andere belanghebbenden in de regio gezamenlijk op zoek gaan naar een maatregelenpakket dat voor de betreffende regio het meest geschikt is.” “Maatregelen gerelateerd aan de landbouw kunnen worden opgepakt in samenhang met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Op deze wijze kan een zo groot mogelijke acceptatie door agrariërs worden bereikt, en kan worden aangesloten bij initiatieven vanuit de agrarische praktijk. Voor de financiering kunnen ook gelden uit het POP3/GLB worden gebruikt.”
– Doelen verlagen. “In gebieden waar de huidige KRW-doelen niet te combineren blijken te zijn met andere functies en doelen, zal expliciet moeten worden gekozen tussen het accepteren van de beperkingen op andere functies en het nemen van de benodigde extra maatregelen om de huidige KRW-doelen te halen, of het verlagen van de ambities voor de KRW als het belang van de andere functie(s) te groot wordt geacht. Ook waar extra maatregelen mogelijk zijn, kunnen deze toch als niet haalbaar worden beoordeeld, bijvoorbeeld omdat de kosten onevenredig hoog worden gevonden of omdat grote groepen mensen de maatregelen onacceptabel vinden. Wanneer wordt besloten om doelen en maatregelen niet met elkaar in overeenstemming te brengen, moeten waterbeheerders de doelen naar beneden bijstellen.” Dit vergt volgens artikel 4.5 van de KRW wel een uitgebreide verantwoordingsprocedure tegenover de Europese Commissie.
In afwachting van uw reactie,
hoogachtend,
Namens de fractie Ons Water/Waterbreed
L.H. van der Kallen
| 09-12-2017 | 11.30 uur |
OVER WATER – 121
November was voor het waterschap Brabantse Delta de maand van de net-niet-prijzen. In de top 3 van Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2017. Staatsbosbeheer werd de winnaar. Wij tweede (ex aequo met Stadsregio Parkstad Limburg). Een mooie en eervolle prestatie, waarop de leiding, de medewerkers en het bestuur trots mogen zijn. Wilt u meer weten over het waterschap Brabantse Delta kijk dan eens naar: https://youtu.be/RRhjNETIjw0, een filmpje van circa 15 minuten. Een andere net gemiste prijs was met de innovatiefabriek Nieuwveer. Eén van de drie genomineerden van de waterinnovatieprijs 2017 in de categorie ‘Energie en waterschappen’. De innovatiefabriek wekt eigen energie op en draagt met verschillende innovaties bij aan een circulaire economie (kringloop). Net mis, maar genomineerd worden en tot de top 3 behoren uit een veelheid aan inzendingen blijft een prestatie om trots op te zijn.
Recent gelezen het boek “tussen stoom en stroom” over de rol van de verbrandingsmotor in de Nederlandse polder- en boezembemaling. Uitgegeven door de Nederlandse gemalen stichting. Voor iedereen met belangstelling voor motortechniek en de waterschapsgeschiedenis het lezen meer dan waard. Een prachtig boek. In het boek wordt ook verwezen naar een gemaal in het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta (gemaal Moerdijk) met een hybride verbrandingsmotor de Stork-Ricardo R203, 3 cilinder uit 1956. Vermoedelijk de enige, van dit merk en type, nog werkende in Nederland. Voor mij als portefeuillehouder cultuurhistorie een aandachtspunt. Proberen te behouden!
4 december
De bestuurlijke adviesgroep A27 met als agendapunten: de risico’s van het project, het esthetische programma van eisen, het Hooipolder Plus plan en het tekenen van de bestuursovereenkomst. Mijn belangrijkste inbreng was, dat bij het opstellen van het esthetische programma van eisen voor de bruggen ontwerpen, deze niet moeten leiden tot de onmogelijkheid van het verwijderen van grondlichamen zoals brughoofden. De huidige Keizersveerbrug met haar brughoofden zijn immers een stevige sta in de weg om te komen tot rivierbedverruiming en tot vermindering van de opstuwing bovenstrooms. Rivierbedverruiming zit echter niet in de TOP-eisen, zo kreeg ik te horen. RWS vindt dat meer iets voor de ontwerpingenieurs om daar eventueel inhoud aan te geven. Voor mij raar dat RWS droog (wegen en bruggen) (top)verlangens van RWS nat zoals waterveiligheid en bevaarbaarheid, nu en in de toekomst, niet meeneemt bij de TOP-eisen.
6 december
Een presentatie over de organisatie van de veiligheidsregio’s en de rol van gemeenten en waterschappen daarin. Daarna de stuurgroep Regionaal Bestuurlijk Overleg Maas (RBOM) en de stuurgroep Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ) met als agendapunten onder andere: de brochure “Toekomstbestendige zoetwatervoorziening op de Hoge Zandgronden”, de stand van zaken inzake het deltaplan ruimtelijke adaptatie, de voortgang en programmering werkprogramma DHZ, de actualiteit inspraak 6e actieprogramma nitraatrichtlijn en mestfraude, het projectplan verkenning nutriëntenaanpak Maas 2018-2019, de handreiking KRW-doelen, het jaarprogramma programmabureau KRW/DHZ Maasregio, de herpositionering klankbordgroep Maas en het voortgangsbericht programmabureau KRW-DHZ Maasregio. Keer op keer vallen mij bij dit soort bijeenkomsten de discussie op over de haalbaarheid van de KRW doelen. Ook ik heb mijn twijfels of deze haalbaar zijn in ons kleine volle landje. Dat laat echter onverlet dat je als overheden de plicht hebt deze na te streven, op straffe van mogelijk forse Europese boetes. Steeds vaker worden de discussies gedomineerd door het zoeken naar de ‘nooduitgang’! Hoe komen wij er onderuit? Met opmerkingen als ‘de boetes komen niet terecht bij de regionale overheden’ wordt afstand genomen van de taak/opdracht om als regionale overheden wettelijke taken en doelen na te streven om boetes voor de ‘BV Nederland’ te voorkomen en het milieu en de leefbaarheid te dienen. Zelf denk ik dat bij de beoordeling van de realisaties van de KRW-doelstellingen na 2027 het wel degelijk een rol speelt of de overheden in Nederland de wil hebben gehad echt alles wat haalbaar/betaalbaar was te doen. Het vroegtijdig zoeken naar de ‘nooduitgang’ is dan geen verdienste. Je concentreren op de realisatie van de KRW doelstellingen wel!
8 december
Ik begon de dag vroeg bij het waterschap om een aantal zaken te regelen. Van Ipad tot fiscale formulieren vanwege mijn overgang van het dagelijks naar het algemeen bestuur en bij te praten over een aantal onderwerpen. Daarna de stuurgroep Zuiderwaterlinie in het provinciehuis met als agendapunten onder andere: de vooruitblik erfgoedjaar 2018 en de voortgang Linieplanner.
Daarna naar het waterschaphuis in Amersfoort voor een klankbordgroep bijeenkomst over het onderzoek aanpassing belastingstelsel waterschappen.
Louis van der Kallen
| 28-01-2017 | 12.30 uur |
OVER WATER – 76
Recent is uitgekomen “Landbouw en de KRW-opgave nutriënten in regionale wateren“. Een lijvig rapport dat je als waterschapsbestuurder gelezen moet hebben. Het geeft de lezer meer inzicht in de enorme opgave waarvoor we ten aanzien van de stikstof en fosfaatnormen gesteld staan. Deze lijken schier onhaalbaar. Als ingezoomd wordt op mijn eigen waterschap Brabantse Delta, dan laten de cijfers zien wat de opgave is maar ook wat de oorzaken zijn van de huidige stikstof en fosfaat concentraties. Voor fosfaat is slechts 5 tot 10 procent afkomstig van de actuele bemesting. De nalevering vanuit de bodem is 25 tot 50 % (afkomstig van wat de zee ooit op deze gronden heeft afgezet) en de aanvoer uit het buitenland en/of inlaat uit Rijkswateren is 25 tot 50 %. Historische bemesting is 5 tot 10 %. Fosfaat lozingen via de industrie, RWZi’s, kwel, natuurgronden en overige agrarische bronnen zijn allen beperkt van omvang. Bij stikstof is de actuele bemesting 25 tot 50 %, de aanvoer uit het buitenland en/of inlaat uit rijkswateren is ook 25 tot 50 %. Van de overige bronnen is alleen de atmosferische depositie nog relevant. De andere bronnen zijn allen beperkt van omvang. De benodigde reductie (in %) van af- en uitspoeling van stikstof uit landbouwpercelen om de opgave te realiseren bedraagt, afhankelijk van de gekozen variant, tussen de 30 en 43 procent. De benodigde reductie (in %) van af- en uitspoeling van fosfor uit landbouwpercelen om de opgave te realiseren bedraagt, afhankelijk van de gekozen variant, tussen de 8 en 33 procent. Als de niet aan bemesting gerelateerde levering aan de bodem niet aan de landbouwreductie wordt toegerekend bedraagt de landbouwopgave voor fosfor in het werkgebied van de Brabantse Delta minder dan 10 %. Als deze wel aan de landbouw wordt toegerekend is deze tussen de 20 en 40 %. Ook waterschappen (RWZI’s) zijn, gekeken naar het landelijk gemiddelde verantwoordelijk voor 9 % van de stikstoflozingen en 15 % voor de fosforlozingen. Een uitschieter is hierbij waterschap de Dommel, zowel voor stikstof als voor fosfor zijn de RWZI’s daar voor 25 Ã 50 % verantwoordelijk voor de lozingen. In het waterschap Brabantse Delta zijn de RWZI’s voor stikstof minder dan 5 % de veroorzaker en bij fosfor voor 5 Ã 10 %.
Mijn conclusie voor mijn eigen waterschap: de KRW normen zijn niet haalbaar voor 2027 en misschien wel, omdat de bronnen vaak buiten onze mogelijkheden liggen (nalevering bodem en buitenland en/of inlaat uit rijkswateren), nooit! Ook landelijk zou de vraag van haalbaarheid, naar mijn mening, op de politieke agenda moeten komen!
Recent is uitgekomen het “waterschapspeil 2016“. Het boekje geeft de trends en ontwikkelingen in het regionale waterbeheer. Voor een ieder die geïnteresseerd is in de waterschapswereld of als raadslid hier meer over wilt weten, het lezen zeker waard.
Op de nieuwjaarsreceptie van de provincie Noord-Brabant kreeg ik bij vertrek de brochure “Over ranke torenspitsen” uitgereikt. Een uitgave van de stichting de Brabantse Hoeders. De brochure is bedoeld als handreiking tot het redden van in onbruik geraakte kerken. Maar deze handreiking is ook bruikbaar voor andere monumentale bouwwerken in ons mooie Brabantse landschap. De brochure kan volgens de website van de Brabantse Hoeders gratis worden besteld door een mailtje te sturen aan [email protected]. In de brochure worden alle kerken in Noord-Brabant uitgenodigd mee te doen aan de Brabantse Open Kerkendag, zodat een ieder ervaart welk een prachtige monumenten dit vaak zijn.
24 januari
In de morgen de vergadering van het Dagelijks Bestuur met als agendapunten onder andere: de beslissing op een bezwaarschrift, de beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen, de heroverweging status kantoor Heerle, de partiële herziening van de algemene regels grondwater onttrekkingsdiepten en de beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste, de dijkversterking Geertruidenberg en Amertak (de nota kansrijke alternatieven), instemming bos- en waterplan Ulvenhoutse Voorbos en de portefeuilleverdeling en tijdsbesteding tijdens waarneming dijkgraaf. Het vertrek van de dijkgraaf per 1 maart betekent voor alle DB leden een verzwaring van hun taak. We zullen elkaar vaker moeten vervangen. Om de taak van de waarnemend dijkgraaf (Huub Hieltjes) te verlichten heb ik een deel van zijn DB portefeuille overgenomen. Ik krijg er, gedurende zijn waarneming van de dijkgraaf, het project zoetwatervoorziening Roode Vaart, de gemeente Moerdijk en het uitvoeringsproject nieuwbouw, verbetering en inrichting regionale waterkeringen (voor zover gelegen in de tien gemeenten die ik in portefeuille heb) erbij. Voor mij een stevige toename van taken. Ze passen goed bij mijn huidige taken pakket. Vooral op de verbetering van de regionale waterkeringen verheug ik mij. Met de primaire dijkverbeteringsprojecten, zoals de Overdiepse Polder en het dijkverbeteringsproject Geertruidenberg/Amertak, heb ik de nodige ervaringen opgedaan die ik graag gebruik voor de aanpak van de regionale keringen.
25 januari
De waterkring in Raamsdonksveer. Ik heb de algemene presentatie gegeven en collega Kees de Jong die over het watersysteembeheer. Daarna hebben we gezamenlijk de vragen van de aanwezige overwegend agrarische ondernemers beantwoord.
26 januari
In de morgen het bestuurlijk overleg Ulvenhoutse Voorbos waarin de stand van zaken werd besproken van het bos- en waterplan en de voortgang van de PAS. Ook een wandeling met toelichting van twee deskundigen van Staatsbosbeheer door het bos gemaakt.
In de middag het Avans symposium “Futurefields“. Met onder andere Itzik Amiel, een inspirerend spreker over het (sociale) netwerken met als titel “Power of connection”.
27 januari
Vandaag een klankbordgroep Tweede Kamer verkiezingen van de Unie met de punten die de Unie wil inbrengen bij de Kabinetsformatie en de punten die de Unie gezamenlijk met de VNG en het IPO wil inbrengen.
Louis van der Kallen
| 17-12-2016 | 08.45 uur |
OVER WATER – 70
12 december
Bestuurlijk kwartet werkeenheid doelmatig waterbeheer Hart van Brabant met als agendapunten onder andere: het jaarplan 2017 en de evaluatie van de samenwerking. Extra mooi voor mij is het compliment van de gemeentelijke vertegenwoordigers (zowel ambtelijk als bestuurlijk) naar het waterschap dat de aanbesteding van het maaien van bermen (formeel maakt dit geen deel uit van het bestuursakkoord) zowel in geld als in kwaliteit voordeel opleverde voor alle deelnemers. Men was vooral positief over de directievoering die overgenomen was door het waterschap. Een fijn staaltje van samenwerken en taken verdelen die voor alle partijen voordelen blijkt te geven. Langzaam gegroeid vertrouwen in elkaars kwaliteiten heeft dit mogelijk gemaakt. Ik sprak het vertrouwen uit dat ook op het taakveld baggeren samenwerking tot besparingen zal gaan leiden en mogelijk ook tot een betere kwaliteit. Kennis delen en gebruik maken van elkaars ervaringen biedt veel voordelen. Die kansen mogen bestuurders niet laten liggen.
13 december
Dagelijks Bestuursvergadering (DB) met als agendapunten onder andere: EVZ projectplan Leijloop, het uitvoeringskrediet Ossendrechtse en Woensdrechtse Kil, Een uitvoeringskrediet voor EVZ’s en beekherstel Tilburg. Ik ben zeker trots op dit voorstel omdat in één keer maar vijf projecten worden opgepakt, te weten: EVZ/beekherstel Oude Leij, EVZ Hultensche Leij, EVZ Groote Leij, EVZ/beekherstel Reeshofweide/Lange Rekke en beekherstel Koolhoven. Totaal meer dan vijf kilometer met het vispasseerbaar maken van een aantal stuwen. Dat allemaal in de bovenlopen van de Donge. In feite een megaproject waarvan de gemeente Tilburg de trekker wordt, hetgeen bij dit soort projecten zelden het geval is. Andere agendapunten waren onder andere: een uitvoeringskrediet voor watersysteemanalyses in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), het handhavingsprogramma 2017, een uitvoeringskrediet wachtsteigers Benedensas, de verantwoording archiefbeheer 2015/2016, een uitvoeringskrediet voor een eerste beoordeling primaire keringen (4e ronde), en de verplaatsing compostfilter persstation Roosendaal.
In de middag een overleg met Jan Akkermans en Ineke Peeters van de Stichting Beleef De Keenesluis.
14 december
In de morgen de stuurgroep dijkversterking Geertruidenberg en Amertak met als belangrijkste agendapunt het advies aan het Dagelijks Bestuur over de Nota kansrijke alternatieven. Na bespreking was er een unaniem positief advies aan het DB.
In de middag het provinciale symposium “Samen hart voor de zaak” in het PSV stadion over de aanpak van leegstand in de winkelgebieden/binnensteden, met als inspirerend spreker Harry te Riele van Transitiefocus. Het imago van Eindhoven is opgebouwd rond technologie, kennis en design. Dat imago is opgebouwd na een duidelijke keuze voor deze thema’s en de introductie hiervan in al het beleid dat de gemeente gestalte is gaan geven. Het effect was dat het gewenste imago ook werkelijk ingang vond. Helder kiezen bleek te leiden tot gekozen worden. Wat kiest een gemeente? Wat bleek: niemand kiest voor ouderen als doelgroep, terwijl die doelgroep steeds groter wordt en gemiddeld redelijk kapitaalkrachtig is. Lekker ontspannen in Bergen op Zoom als motto? Mij viel ook op een aanpak gebaseerd op het vrijmarkt idee. Eén leegstandsbeheerder die iedere ruimte omtovert in een soort van vrijmarkt, inclusief zachte horeca. Welke gemeente durft dat aan?
15 december
Het Regionaal Ruimtelijk Overleg ( RRO) Midden-Brabant in het KVL te Oisterwijk met als agendapunten onder andere: de regionale agenda wonen, de regionale agenda werken en de ruimtelijke strategie. Voor het waterschap waren van belang: de mestdialoog, de omgevingswet en omgevingsvisie, de versnellingsagenda, het vitaal leisure landschap, het B5 bod natuurontwikkeling en de PAS. Nadrukkelijk heb ik het achterblijven van de PAS doelstellingen onder de aandacht van gedeputeerde Erik van Merrienboer gebracht en de mogelijke gevolgen daarvan voor de plannen van de gemeente Waalwijk. Het kan immers niet zo zijn dat belangrijke economische ontwikkelingen, die van belang zijn voor de arbeidsmarkt, geblokkeerd zouden kunnen worden omdat de realisering van de PAS doelstellingen achterblijven. Met name de aanpak in het Natura 2000 gebied Westelijke Langstraat vergt alle inzet. Maar ook de aanpak elders kan hierbij helpen.
In de avond ben ik geweest naar de informatieavond van het dijkverbeteringproject Geertruidenberg/Amertak.
16 december
Bestuurlijk overleg met wethouder Gerard Bruijniks van de gemeente Loon op Zand. Agendapunten waren onder andere: het buurtwaterfonds, de handreiking kinderboerderijen en klimaatbestendig waterbeheer, de keuzewijzer stadswateren, de samenwerking in het watersysteem en de waterketen, de ontwikkelingen rond het Witte Kasteel, de wateroverlast bij Kaatsheuvel West en de Bevrijdingsweg, de overdracht van de vijver Amerikastraat Kaatsheuvel en het gemaal Molenbeek, alsmede de nieuwe plannen van de Efteling.
Louis van der Kallen
| 10-12-2016 | 09.00 uur |
OVER WATER – 69
Als waterschapsbestuurder kijk ik met respect naar hoe het waterschap Peel en Maasvallei heeft nagedacht en actie gaat ondernemen na de wateroverlast in hun gebied in de afgelopen zomer. In een paar maanden tijd hebben ze een actieplan opgesteld om in de toekomst beter voorbereid te zijn op hoge neerslaghoeveelheden in korte tijd. “Code oranje” met als subtitel: “omgaan met klimaatverandering” is, wat mij betreft, een gedegen antwoord op de gebeurtenissen. Met de wetenschap dat wateroverlast nooit helemaal is uit te sluiten, is een gedegen plan gemaakt. Ze beseffen ook dat die aanpak de mogelijkheden en bevoegdheden van een waterschap ver overschrijden. Een gezamenlijke aanpak met gemeenten, bedrijven, boeren, natuurorganisaties, de provincie en particulieren is geboden. Waterschap Peel en Maasvallei gaat aan de slag. Mijn complimenten.
Soms ben ik, als raadslid, stik jaloers. Dit keer op wat er gebeurt in de gemeente Tilburg en wel op hoe die gemeente een “klimaatadaptieve herinrichting Kruidenbuurt (fase 2)” aanpak heeft ontworpen. Helaas is het niet op de website van de gemeente Tilburg te vinden. Ook daar valt dus nog het nodige te verbeteren. Dat laat onverlet dat Buro Bergh een schitterend en vooruitstrevend ontwerp heeft gemaakt voor de herinrichting van de Kruidenbuurt waarbij de facetten van een klimaatadaptieve aanpak, zoals omgang met water en hittestress, vrijwel volledig aan bod komen. Dit is wijkklaar maken voor de toekomst.
In de visie en het plan voor de kruidenbuurt zijn doelstellingen verwoord en uitgewerkt:
Wat mij betreft een voorbeeld om na te streven.
6 december
In de morgen een overleg met de twee collega’s, die ook een gebiedsportefeuille hebben. Samen met de ondersteunde beleidsambtenaren hebben we gesproken over de inhoud in 2017 van de bestuurlijke overleggen met de waterwethouders van de inliggende gemeenten.
In de middag een overleg ter voorbereiding van de informatieavond op 15 december van het dijkverbeteringsproject Geertruidenberg/Amertak.
Daarna een portefeuillehouderoverleg ter voorbereiding van het bestuurlijk overleg met de gemeente Loon op Zand.
Aan het slot van de middag een overleg met de DB collega’s ter voorbereiding van de vergadering van het algemeen bestuur van 7 december.
7 december
De Algemeen Bestuursvergadering (AB) met een stevige discussie over een aanvraag uitvoeringskrediet cofinanciering POP 3 Water. Hoewel ik bij dit stuk niet de portefeuillehouder was, vond ik het toch nodig om als DB lid er op een bepaald moment een bijdrage aan te leveren, omdat het bestedingsdoel van de POP 3 subsidie de realisering is van 5 kilometer beekherstel, een stuk EVZ en 5 vispassages in het gebied Tilburg West waarvoor ik wel verantwoordelijk ben. Met name de opmerking van de VVD dat besteding een “blackbox” was prikkelde mij, omdat de realisering van dit soort zaken een onderdeel is van het waterbeheersplan dat door het AB met steun van de VVD is vastgesteld. Het DB en ik doen dus wat ons is opgedragen. Een element in de discussie was dat subsidieregelingen als POP 3 ingewikkeld zijn en vereenvoudiging behoeven. Die opvatting heb ik ook, maar dat laat onverlet dat als ik een goed herinrichtingsplan, zoals het onderhavige, kan realiseren met circa 75 % subsidie, ik dit niet laat lopen. Zeker niet als een gemeente als Tilburg alle zeilen bijzet om samen met ons waterschap dit soort zaken tijdig te realiseren zodat ook wij trachten de waterdoelen, die veelal door de hogere overheden zijn geformuleerd, zoals de KRW, kunnen halen. Voor mij is de discussie wel een opdracht om niet alleen de plannen in Tilburg West te realiseren, maar ook de discussie aan te gaan met subsidieverstrekkers over de complexiteit van de subsidieregelingen.
8 december
Vandaag het regionaal overleg Hart van Brabant Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting in het Crown Business Center te Rijen. Van binnen en van buiten, voor een modern gebouw, best mooi. Binnen zijn op de muren veel inspirerende teksten van de groten der aarde te lezen. Voor mij was de meest toepasselijke: “The important thing is not to stop questioning” van Albert Einstein
Mijn bijdrage betrof de voor het waterschap belangrijke punten als:
9 december
Een klankbordgroep bij de Unie van waterschappen over inbreng van de Unie bij de komende verkiezingen en formatie. Kernpunt is de totstandkoming van een gezamenlijke investeringsagenda (binnen het fysieke domein) van rijk, waterschappen, gemeenten en provincies. Samen met de VNG en IPO is gekeken welke inbreng geleverd zal worden aan de onderhandelende partijen. Kernthema’s zijn: klimaatadaptatie (wateroverlast, hittestress), energietransitie, circulaire economie, waterveiligheid, waterkwaliteit, binnenlandse zaken (kosten verkiezingen) en overkoepelend (belastingen). De benadering om bij de aanpak van klimaatadaptatie ook te kijken naar de bouwregelgeving beviel mij zeer. De gezamenlijke investeringsagenda zou medio februari klaar moeten zijn.
Louis van der Kallen
| 26-11-2016 | 00.05 uur |
OVER WATER – 67
Op de inspiratiedag innovatie van de Unie van vorige week kreeg ik het boekje “Waterinnovaties in Nederland” uitgereikt met tal van voorbeelden van vernieuwingen in het hoe om te gaan met water, ingedeeld in thema’s als: water en voedsel, waterveiligheid, water en energie, waterkwantiteit, de waterketen, waterkwaliteit, watergorvernance, ecologie, stedelijk water, water en ICT en maritiem. Het boekje is zeker het lezen waard en kan een inspiratiebron zijn bij het komen tot vernieuwingen in het werken met water. De voorbeelden zijn ook te vinden op www.waterwindow.nl
21 november
In mijn hoedanigheid als portefeuillehouder cultuurhistorie heb ik een bezoek gebracht aan de Keenesluis, waar Ineke Peters-van de Weijgaert door gedeputeerde Henri Swinkels de gouden duim kreeg uitgereikt voor haar inspanningen de Keenesluis in zijn glorie te herstellen. We werden in een keet in de achtertuin van Ineke vergast op Keenethee en Keenekoek, streekproducten om de aandacht te vestigen op het belang van de restauratie van de Keenesluis. Ineke hield een gloedvolle presentatie en leidde het gezelschap daarna naar de naast haar woning gelegen Keenesluis. Het waterschap Brabantse Delta is eigenaar van de Keenesluis en is bereid een basis restauratie uit te voeren. De Stichting Beleef de Keenesluis wil echter meer en daarvoor is veel geld nodig en is men op zoek naar middelen. Helder is dat de basis restauratie ter conservering van de Keenesluis voor het waterschap al een hele opgave is, die buiten de kerntaken van het waterschap valt. Voor het ‘meer’ wordt dan ook gekeken naar andere bronnen, zoals de gemeente (de Keenesluis is een gemeentelijk monument) en de provincie en anderen. Stichting Beleef de Keenesluis is dan ook op zoek naar sponsors en ondersteuners. Kijk eens op hun website en/of like hen op facebook. Tijdens het bezoek heb ik ook kennisgemaakt met Gerhard Mark van der Waal van de stichting Water Heritage, een stichting die zich sterk maakt voor historische waterobjecten, zoals de Keenesluis.
22 november
Een portefeuillehoudersoverleg over onder andere de dijkverbetering Geertruidenberg/Amertak ter voorbereiding van het bestuurlijk overleg met de wethouders van de betrokken gemeenten.
23 november
Overdag heb ik bijna 5 uur geluisterd naar het “wetgevingsoverleg water” van 14 november 2016 tussen leden van de 2e Kamer en de minister. Voor onze regio zijn vooral van belang wat gezegd is tussen de tijdspanne 3.18 uur en 3.43 uur. Ik beveel het regionale bestuurders van harte aan dit deel van het overleg te beluisteren. Kort en goed komt het er op neer dat er ten aanzien van het Volkerak-Zoommeer wel procesafspraken kunnen worden gemaakt, maar nog geen uitvoeringsplannen. Het verzilten van het Volkerak-Zoommeer valt bij de acties in het kader van de KRW, volgens de minister, uit de planning omdat de maatregel “niet kosteneffectief is”. Ook spelen mee de hoge kosten en het tekort aan (regionale) financiering. Realisatie voor 2027 wordt daarmee onwaarschijnlijk. Er werden over de Grevelingen, noch over het Volkerak-Zoommeer moties ingediend. De gereserveerde 30 miljoen blijven wel beschikbaar. De aanwezige 2e Kamerleden deelden de conclusie van de minister dat het financiële gat voor beide watersystemen te groot is om nu al tot de planvoorbereiding voor de realisering over te gaan.
In de avond een themabijeenkomst van het AB over klimaatadaptatie met onder andere een presentatie van de aanpak van de Dommel door een medewerker van de Dommel en een toelichting van een medewerkster van de gemeente Tilburg over klimaatadaptatie. Hoofdonderwerpen waren de samenwerking in de waterketen tussen gemeenten en het waterschap, de ruimtelijke adaptatie en de zoetwaterbeschikbaarheid.
24 november
Een portefeuillehoudersoverleg ter voorbereiding van het bestuurlijk overleg met de gemeente Drimmelen
In de middag een lezingenmiddag bezocht bij de TU Delft, faculteit Bouwkunde over “Integral and Adaptive Planning of Deltas.” Bij het betreden van het monumentale gebouw valt gelijk de
gastvrije uitstraling op. Het gehele gebouw is vrij toegankelijk. Ik was te vroeg en heb dan ook de gelegenheid te baat genomen het gebouw te verkennen en een college deels bij te wonen. Een verademing als je dit vergelijkt met de gebouwen waar de gemiddelde overheid in gehuisvest is. Soms lijkt het dan of Fort Knox betreed wordt en of je alle goud en overheidsgeheimen wilt stelen. De lezingen gingen niet over de Nederlandse delta, maar over delta’s in Vietnam, Indonesië en Bangladesh/India. Op mij maakte de lezing van Leon Hermans de meeste indruk, omdat deze liet zien dat een adaptieve aanpak vooral een ontwikkelingsaanpak zou moeten zijn. De aanpak van delta’s in West-Europa is vooral een conserverende, terwijl kenmerkend voor een delta juist de dynamiek is van zowel de natuur als de menselijke invloed daarop. Voor meer informatie over dit onderwerp verwees hij naar: https://strategic-delta-planning.unesco-ihe.org/
Louis van der Kallen
| 17-09-2016 | 10.00 uur |
OVER WATER – 58
14 september
Op de agenda van de AB vergadering stond “De staat van Ons Water”. Een voor waterbestuurders belangwekkend stuk wat het waard is eens even goed te lezen. De Staat van Ons Water wordt jaarlijks in mei gepubliceerd. Hierin wordt gerapporteerd over de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016-2021, het Bestuursakkoord Water 2011 en het uitvoeringsprogramma van de Beleidsnota Drinkwater. Ook wordt verslag gedaan over de voortgang van de uitvoering van de Europese richtlijnen over waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en de mariene strategie. De Staat van Ons Water is een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen, VNG, IPO en Vewin.
Voor mij als waterschapsbestuurder is het niet alleen een bron van kennis, maar vooral van inspiratie bij het aanpakken van de bestaande problemen. Dit jaar pikte ik er een paar aandachtspunten uit:
Op pagina 6 van de Staat van Ons Water over 2015 worden de toenemende problemen geschetst met het drinkwater. “Nieuwe, opkomende stoffen (waaronder geneesmiddelen) vormen een groeiende bedreiging voor de veiligstelling van de drinkwatervoorziening.” Voor mij betekent dit dat de waterschappen samen met de STOWA het onderzoek naar nieuwe zuiveringsmethoden, zoals het zuiveren met de membraam technologie, moeten intensiveren. Want met een vergrijzende bevolking zal het medicijngebruik verder toenemen. Ook zal bekeken moeten worden of het nu geen tijd wordt om bij locaties die afvalwater produceren met veel medicijnresten, zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen, niet op grotere schaal dan tot nu toe apart ingezameld moet worden.
Op pagina 13 van de Staat van Ons Water over 2015 wordt in gegaan op de watertoets: “Uit het onderzoek komt naar voren hoe serieus de watertoets wordt genomen door provincies en gemeentes bij het maken van hun ruimtelijke plannen. Waterschappen worden bij 61 procent van de plannen (met een watercomponent) tijdig betrokken bij de voorbereiding van bestemmingsplannen; bij de overige plannen werden ze in een later stadium betrokken. Voor omgevingsvisies geldt geen wettelijke overlegverplichting. Hier worden waterschappen bij 41 procent van de plannen tijdens de voorbereiding betrokken. Het tijdig betrekken bij bestemmingsplannen en omgevingsvisies biedt dus nog ruimte voor verbetering. Waterschappen geven aan goed zicht te hebben op de opvolging van het advies binnen het plan.”
“Ruimte voor verbetering” is wat mij betreft een understatement! Niet alleen worden waterschappen, in deze tijd van broodnodige klimaatadaptatie, nog steeds niet altijd tijdig betrokken bij de opstelling van ruimtelijke plannen. Ook wordt er met regelmaat niet echt geluisterd naar de opmerkingen van waterschappen. Het gevolg hiervan is wateroverlast in wijken en op locaties die met de juiste en vaak door de waterschappen geadviseerde maatregelen voorkomen hadden kunnen worden. De wetgever zou een watertoets niet alleen verplicht moeten stellen, maar ook dat de door ‘de waterautoriteit’ geadviseerde maatregelen ook uitgevoerd moeten worden of indien gemeenten de adviezen niet overnemen dit op zijn minst gemotiveerd moet worden, zodat later gemeentelijke politici en bestuurders hier op aangesproken kunnen worden en gemeenten voor de voorkoombare schade aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Op pagina 34 van de Staat van Ons Water over 2015 wordt in gegaan op de KRW: “Op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn in 2009 stroomgebiedbeheerplannen opgesteld. Hierin staan de doelen en maatregelen om chemisch schoon en ecologisch gezond oppervlakte- en grondwater voor duurzaam gebruik te realiseren. Het gaat om een combinatie van landelijke en gebiedsgerichte maatregelen. De uitvoering van landelijke maatregelen uit het Nationaal Waterplan is in het algemeen volgens schema. De gebiedsgerichte maatregelen zijn uitgevoerd door waterschappen, Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten. De omvang van de gebiedsgerichte maatregelen is tussentijds wel bijgesteld, bijvoorbeeld doordat de maatregelen in de rijkswateren die onder het kabinet Rutte 1 zijn getemporiseerd pas na 2015 worden ingelopen. Eind 2015 zijn de stroomgebiedbeheerplannen voor 2016-2021 vastgesteld. Hierin zijn aanvullende landelijke en gebiedsgerichte maatregelen opgenomen.”
De waterschappen doen naar mijn gevoel hun best, maar het wordt steeds vaker trekken aan een dood paard omdat een deel van die doelen simpelweg in een vol landje als het onze niet haalbaar zijn. Ik schreef daar eerder over. Als voorbeeld van de gevolgen de casus Pyrazool. “Tot augustus 2015 hadden we in Nederland nauwelijks gehoord van pyrazool, een chemische verbinding die dient als grondstof in de industrie, landbouw en geneeskunde. Dit is een zogeheten ‘nieuwe opkomende stof’, waarvoor nog geen norm is vastgesteld. Er geldt wel een signaleringswaarde van 0,1 microgram/liter, bij overschrijding moet gelijk nader onderzoek plaatsvinden. De stof wordt geproduceerd op het Chemelot bedrijfsterrein in Maastricht, en geloosd op de Grensmaas. Met die lozing is iets misgegaan, waardoor te hoge concentraties in de Grensmaas, in de Maas en in de Lek terecht kwamen. Drie drinkwaterbedrijven moesten hun inname staken: WML, Evides en Dunea. Eind augustus deden zij een dringend beroep op IenM: geef ons tijdelijk meer ruimte. De Minister van IenM heeft toen voor maximaal twee jaar een hogere waarde toegestaan: 15 microgram/liter.”
Voorstaande tekst is te vinden op pagina 36 van de Staat van Ons Water. In 2015 werd zoals vermeld bij drie drinkwaterbedrijven langdurig de inname stilgelegd vanwege de lozing van pyrazool. Er loopt een evaluatie van de Drinkwaterrichtlijn door de Europese Commissie – in het kader van REFIT en het Burgerinitiatief Right2Water. Belangrijke onderwerpen zijn de introductie van risico-gebaseerde benadering van bron tot tap, de selectie van parameters (waaronder het vraagstuk van opkomende stoffen), vereisten voor materialen en chemicaliën in contact met drinkwater en aanpassing van rapportage en verbetering van de informatievoorziening aan het publiek. Dit kan grote gevolgen hebben voor de normering en daarmee voor het werk van de waterschappen.
Zelf volg ik met veel belangstelling wat er in het land gebeurd op het gebied van klimaatadaptatie. Daar over is op pagina 52 van de Staat van Ons Water over 2015 de volgende tekst te vinden: “Monitoring Ruimtelijke Adaptatie. Het doel van de Monitoring Ruimtelijke Adaptatie is om te kunnen bepalen of de voortgang voldoende is om de ambities uit de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie te realiseren. Hiervoor wordt een jaarlijkse enquête gehouden bij gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk. De eerste meting vond plaats in 2015. De enquête gaat over de vier dreigingen: wateroverlast, droogte of (grond)watertekorten, overstromingsrisico’s en hittestress. Een samenvatting van de resultaten:
Ik zal de voortgang met belangstelling volgen en zelf dit onderwerp keer op keer op de agenda plaatsen.
Op de pagina’s 64/65 van de Staat van Ons Water over 2015 is te lezen: “Planuitwerking Innovatieve Zoet-Zoutscheiding Krammersluizen. Nadat eerst een pilot in de Krammerjachtensluis was uitgevoerd, is Rijkswaterstaat in maart 2015 is gestart met het project Planuitwerking Innovatieve Zoet-Zoutscheiding Krammersluizen. Aanleiding vormt de vraag of de huidige zoet-zoutscheiding, die aan groot onderhoud toe is, kan worden vervangen door een innovatieve zoet-zoutscheiding. Dit innovatieve systeem gaat de uitwisseling van zoet en zout water tegen door het creëren van een fijn gordijn van luchtbelletjes, in combinatie met het spoelen met zoet water. Daarmee wordt verzilting van het Volkerak-Zoommeer tegengegaan. Het nieuwe systeem zorgt naar verwachting ook voor Pilot bellenscherm Krammersluis, een aanzienlijk sneller schutproces en een forse besparing op beheer- en onderhoudskosten. De resultaten van de planuitwerking dienen als basis voor een definitief besluit in 2016. Daarna is duidelijk of kan worden gestart met de realisatie van de innovatieve zoet-zoutscheiding in alle Krammersluizen.”
Ons Water heeft hier vaak over geschreven (het laatst in december 2015) en Ons Water zal de voortgang zeker volgen en zonodig zal Ons Water hierover bij de bestuurders aan de bel trekken.
Ik wil dit lange verhaal eindigen met een positief citaat uit de Staat van Ons Water over 2015: “Het realiseren van de doelstellingen van gematigde lastenontwikkeling en kostenbesparingen in het waterbeheer in de periode tot en met 2015 ligt goed op koers. De belastingopbrengsten en kosten stijgen minder sterk dan bij het afsluiten van het Bestuursakkoord Water in 2011 werd verwacht. De lastendruk van de burgers en bedrijven die voortvloeit uit de kosten die Rijk, provincies, waterschappen en drinkwaterbedrijven maken, ontwikkelt zich voor vrijwel alle categorieën gunstig.”
Maar helaas zijn de tarieven nog steeds stijgende.
In de rondvraag van het AB werd door het lid Henk Schouwenaars van de PvdA fractie aan de orde gesteld de besluitvorming ten aanzien van een eventuele voorkeursvariant bij de dijkverbetering Geertruidenberg/Amertak. Hierbij houdt het DB vast aan de door het AB in 2015 aan het DB gegeven bevoegdheid tot vaststelling van een voorkeursvariant. Bij regionale keringen is vaststelling een AB bevoegdheid. Ik heb er op gewezen dat de financiering voor een dijkverbetering in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voor 90 % plaats vindt vanuit het HWBP (een rijksfonds), terwijl bij regionale keringen het een 100% eigen financiering is. Tevens zijn bij deze verbetering van een primaire kering in een rijksprogramma veel externe partijen betrokken (zoals het HWBP, de provincie, RWS, drie gemeenten, een klankbordgroep, een ambtelijke werkgroep, een bestuurlijk stuurgroep, enz. ). Dat maakt de keuze extra complex en vergt veel afstemming. Wat ook een rol speelt is de strakke tijdsplanning waarbij het tijdig beschikbaar zijn van alle benodigde informatie (argumenten) helaas niet mogelijk is. Dit zou wel nodig moeten zijn om een gedegen afweging te kunnen maken tussen alles op de huidige normen brengen of het medegebruik van dynamische keermiddelen zoals keersluizen. Een deel van de keringen achter eventuele keersluizen komt pas in een volgende toetsronde aan de orde. Voor die toetsronde moeten echter de normen nog vastgesteld worden. Nu is het uitgangspunt om deze toetsing naar voren te halen en uit te voeren zodra de nieuwe normen bekend zijn. Dan is ook een indicatie te geven wat dan de eventuele kosten zijn van een ‘standaard’ dijkverbetering en wat de kosten zouden zijn van een bescherming van het achterland met onder andere dynamische keermiddelen. Die processen lopen door elkaar en kennen andere tijdhorizonten. Belangrijk is dat alle varianten zo lang mogelijk aanpasbaar zijn op basis van nieuwe inzichten/toetsingen. Logisch lijkt om zo lang mogelijk in te zetten op ‘geen spijt maatregelen’ zodat, indien na de nieuwe toetsing blijkt dat dynamische keermiddelen een reëel alternatief vormen, deze alsnog in een aangepast voorkeursalternatief vorm zouden kunnen krijgen.
Een argument dat ik in de vergadering niet benoemd heb, maar dat wel van belang is, is het gegeven dat wij bij verbeteringsprojecten aan regionale keringen een volwaardig opdrachtgever zijn en alles zelf betalen. Bij verbeteringen aan primaire keringen zijn we feitelijk een uitvoerder van de taken van het Rijk en ligt het opdrachtgeverschap vooral bij het Rijk in het kader van een rijksprogramma het HWBP. Daarom wordt de hoofdmoot van de kosten (90%) gedragen door een rijksfonds. Ten tijde van het project Overdiepsepolder in het kader van het Rijksprogramma “ruimte voor de rivier” was de financiering nog 100%. Ook toen waren we simpelweg de uitvoerder van een rijksprogramma en opgave. Wel heb ik toegezegd het AB via de commissie systeembeheer te betrekken bij het proces en op de hoogte te houden van de voortgang van het proces en de keuzen die daarin gemaakt worden.
BLINDE VLEK
Ik heb de afgelopen weken het boek Blind Spot gelezen met de subtitel: “metropolitan landscape in the global battle for talent”. Als raadslid en waterschapsbestuurder probeer ik de literatuur bij te houden over zaken als het vestigingsklimaat voor bedrijven. Want als we ooit van gemeentelijke schulden af willen komen en onze werkzoekenden kansen willen bieden op een plaatselijke of regionale arbeidsmarkt, dan is het vestigingsklimaat van buitengewoon belang.
Volgens “Blind Spot” is de kwaliteit van het landschap, water en leefomgeving een blinde vlek in veel strategieën voor het vestigingsklimaat. Succesvolle bestuurders van Madrid en Londen zien de paradigma wisseling van het louter investeren in gebouwde infrastructuur naar werken aan natuur, water, landschap en erfgoed als middel voor het aantrekken van hoogopgeleide kenniswerkers en kennisintensieve bedrijven. In de ‘lerende economie’ blijken dit voorwaarden voor succes. Het metropolitaan landschap is niet los te zien van economische ontwikkelingen. Nu we omschakelen naar een kennisintensieve economie is de kwaliteit, identiteit en gebruikswaarde van het metropolitaan landschap een cruciale factor in het voortbrengen , aantrekken en vasthouden van talent en daarmee cruciaal voor het economisch voortbestaan van steden. “Blind Spot” geeft inzicht in hoe de kwaliteit van het landschap bij kan dragen aan het succes van stad en regio. Metropolitane regio’s beconcurreren elkaar mondiaal op het terrein van de innovatieve bedrijvigheid. Hoog opgeleiden kiezen steeds vaker hun woonplaats mede op basis van de kwaliteit van het leven. Investeren in cultuur (historie) en landschap is direct en indirect verrijkend en blijkt een basisvoorwaarde voor de verbetering van het leef- en vestigingsklimaat.
Belangrijk is ook het realiseren van goede fysieke verbindingen tussen stad en ommeland door middel van aantrekkelijke en uitgebreide fiets- en wandelnetwerken. Investeren in de groen/blauwe raamwerken, waarmee cultuurhistorisch erfgoed herbestemd en benaderbaar wordt, loont.
Kijkend naar de in “Blind Spot” geanalyseerde tien wereldse metropolitane landschappen, me realiserend dat Bergen op Zoom en West-Brabant niet de Randstad/Deltametropolis, Londen, Madrid of Milaan zijn, maar van een volstrekt andere schaal, Bergen op Zoom en West-Brabant hebben wel veel van de elementen die volgens “Blind Spot” de toegangsweg tot succes kunnen zijn. In de nabijheid zijn: de zee, meren, een rivier, wetland, standen, bossen en landbouwgebieden maar vooral biedt de stad en ommeland veel cultuurhistorie en water die bijvoorbeeld in het kader van de Zuiderwaterlinie nog beter in beeld gebracht zouden kunnen worden. Dat kan en moet beter onder de aandacht van de beslissers van het mondiale bedrijfleven worden gebracht. Ik raad iedere bestuurder aan dit boek te lezen.
Louis van der Kallen